M2 voorvoegsels en achtervoegsels, grondwoord, samenstelling

Lesprogramma: Talent, deel 2 mavo, hoofdstuk 1 
  • Theorie:  voorvoegsels en achtervoegsels, grondwoord, samenstelling --> neem eerst de theorie door in je boek
  • Aan de slag met quizvragen
  • Afsluiting les--> maak de opgegeven huiswerkopdrachten
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesprogramma: Talent, deel 2 mavo, hoofdstuk 1 
  • Theorie:  voorvoegsels en achtervoegsels, grondwoord, samenstelling --> neem eerst de theorie door in je boek
  • Aan de slag met quizvragen
  • Afsluiting les--> maak de opgegeven huiswerkopdrachten

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van de les weet je wat voorvoegsels en achtervoegsels zijn en kun je zelf woorden maken met een voor- of achtervoegsel.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een voorvoegsel en een achtervoegsel?

Slide 3 - Open vraag

Welke voorvoegsels ken je al?

Slide 4 - Open vraag

Welke achtervoegsels ken je?

Slide 5 - Open vraag

Voor- en achtervoegsels zijn zelf geen losse woorden. Ze kunnen dus niet zelfstandig voorkomen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Grondwoord
Een grondwoord is de basis (de onvervoegde vorm) van een woord. 
Van grondwoorden kunnen  afleidingen (door voorvoegsels & achtervoegsels), samenstellingen, meervouden, bijvoeglijk naamwoorden en verkleinwoorden worden gemaakt.



Slide 8 - Tekstslide

Bij het vervoegen van een grondwoord kan het zijn dat de spelling van het grondwoord verandert.

Rood (grondwoord) → rode (bijvoeglijk naamwoord)
Blad (grondwoord) → blaadje (verkleinwoord)

Het grondwoord staat altijd in het enkelvoud (de kortst mogelijke vorm)


Slide 9 - Tekstslide

Wat is het grondwoord van 'ongelukkigerwijs' ?

Slide 10 - Woordweb

Wat is het grondwoord van 'onmenselijk'?

Slide 11 - Woordweb

Maak bij dit grondwoord een goed achtervoegsel, zodat je een nieuw woord hebt: KANS

Slide 12 - Open vraag

Maak bij dit grondwoord een goed achtervoegsel, zodat je een nieuw woord hebt: KLEIN

Slide 13 - Open vraag

Maak bij dit grondwoord een goed achtervoegsel, zodat je een nieuw woord hebt: VOETBAL

Slide 14 - Open vraag

Welk woord past niet in het rijtje?
A
Voetballer
B
Ontrouw
C
Schoonheid
D
Hartendief

Slide 15 - Quizvraag

Welk woord past niet in het rijtje?
A
Wanhoop
B
Fietsmand
C
Herexamen
D
Ongeluk

Slide 16 - Quizvraag

Welk woord is een samenstelling?
A
Schipbreuk
B
Beestachtig
C
Gevecht
D
Gevangenis

Slide 17 - Quizvraag

Maak de door de docent opgegeven (huiswerk)opdrachten

Slide 18 - Tekstslide