CVRM herhaling les 7

CVRM herhaling
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
apothekers assistent assistenten gezondheidszorgMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

CVRM herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar staat CVRM voor?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Mevrouw P. laat haar bloeddruk controleren bij de huisarts. Wanneer is de bloeddruk van mevrouw P. te hoog?

Slide 3 - Open vraag

te hoge bloeddruk bij een bloeddruk van 140/90 bij meerdere gelegenheden gemeten. 1x is dus geen hoge bloeddruk

waarom is een hoge bloeddruk slecht?
het levert schade op aan organen.
bloedvaten worden minder elastisch en kunnen kapot gaan.

welke leefregels geef je iemand met een hoge bloeddruk?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent RAS ?
A
Renine angiotensine systeem
B
Renine antagonisten systeem
C
Renine agonisten systeem
D
weet ik niet

Slide 5 - Quizvraag

RAS systeem treedt in werking bij een te lage bloeddruk. door dit systeem te remmen wordt de bloeddruk verlaagd.
wanneer treedt het RAAS systeem in werking?
A
bij een te hoge bloeddruk
B
bij een te lage bloeddruk
C
weet in niet

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een angiotensine 2 antagonist eindigt op de uitgang
A
-pril
B
-dipine
C
-sartan
D
weet ik niet

Slide 7 - Quizvraag

pril zijn de ace remmers
ace remmers remmen het enzym ace. Dit enzym zet angiotensine 1 om in angiotensine 2.

dipine zijn de calcium antagonisten deze remmen de werking van calcium ionen. spieren hebben calcium ionen nodig om te kunnen werken

-sartan dit zijn de angiotensine 2 antagonisten. deze remmen de werking van angiotensine 2
angiotensine 2 zorgt voor vasthouden natrium en water door de  nieren en het vernauwen van de bloedvaten
diuretica zetten de nieren aan tot
A
uitscheiden van kalium
B
uitscheiden van Natrium
C
beide antwoorden zijn juist
D
weet ik niet

Slide 8 - Quizvraag

voor het uitscheiden van natrium hebben de nieren water nodig. Hierdoor neemt het volume in de bloedvaten af
samen met natrium wordt ook kalium uitgescheden. kaliumsparende diuretica doen dit in veel mindere mate
diuretica geven een interactie met ace remmers
Meneer J. heeft last van dikke enkels en is wat benauwd.
Van welke hartklacht heeft hij last ?

Slide 9 - Open vraag

decompensatio cordis. Hierbij kan het hart niet goed meer samenknijpen wat kan leiden tot oedeem en benauwdheid en verhoogde hartslag.
Het hart gaat extra snel kloppen om zo toch genoeg bloed rond te pompen
Welke geneesmiddelen groep wordt liever niet gebuikt bij decompensatio cordis
A
parasympathico lytica
B
sympathico lytica
C
weet ik niet

Slide 10 - Quizvraag

het hart heeft het al moeilijk om het bloed rond te pompen, je wilt dan niet de hartslag nog meer vertragen
betablokker
ace-remmer
A2-antagonist
nitraat
calciumantagonist
metoprolol
lisinopril
irbesartan
Isordil sl
Amlodipine

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

carvedilol is een
A
parasympathicolytica
B
sympathicolytica
C
weet ik niet

Slide 12 - Quizvraag

sympathicolytica.
Waarom mag het niet bij decompensatio cordis worden gebruikt?
Wat is er aan de hand bij angina pectoris?
A
vernauwing van de long slagader
B
vernauwing van de aorta
C
vernauwing van de krans slagader
D
weet ik niet

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er moet bij nitraten een nitraat vrije periode worden aangehouden omdat het anders leidt tot
A
gewenning
B
verslaving
C
beide antwoorden zijn juist
D
weet ik niet

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met welke medicijngroep rem je de aanmaak van cholesterol?
A
cholesterolopname remmers
B
fibraten
C
cholesterol syntheseremmers
D
weet ik niet

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar kan een te hoog cholesterol gehalte toe leiden?
A
osteoporose
B
arteriosclerose
C
weet ik niet

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

bij welke symptomen moet iemand die pravastatine gebruikt naar de huisarts?
A
spierpijn
B
hoofdpijn
C
maagpijn

Slide 17 - Quizvraag

onverklaarbare spierpijn kan een teken zijn van een ernstige bijwerking. de patient moet contact opnemen met de huisarts
welke stof zorgt voor de omzetting van fibrinogeen in fibrine en zorgt zo voor het dichten van een wond?
A
protrombine
B
trombine
C
vitamine k
D
weet ik niet

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onder welke groep valt fenprocoumon?
A
trombocytenaggregatie remmer: indirect werkend
B
trombocytenaggregatie remmer: direct werkend
C
anticoagulantia: indirect werkend
D
anticoagulantia: direct werkend

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

onder welke andere naam is fenprocoumon ook bekent?
A
TCA
B
SRI
C
VKA
D
weet ik niet

Slide 20 - Quizvraag

VKA:
vitamine K antagonist
het zorgt ervoor dat de lever geen protrombine kan maken.
Om protrombine te maken heeft de lever namelijk vitamine K nodig
INR 2 is een getal dat aangeeft dat het bloed twee keer
A
sneller stolt dan een normale bloedstolling: het bloed is "dunner""
B
langzamer stolt dan een normale bloedstolling: het bloed is "dunner"
C
weet ik niet

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand die spataderen heeft en langere tijd niet beweegt heeft een groter risico op
A
arteriéle trombose
B
veneuze trombose
C
weet ik niet

Slide 22 - Quizvraag

veneuze trombose
trombose in de onderste ledematen en bekken.
spataderen zijn een risico op het ontstaan ervan,
bij spataderen stroom het bloed minder goed door, stilstaand bloed klontert eerder
DM type II is:

A
insuline onafhankelijk
B
insuline afhankelijk
C
weet ik niet

Slide 23 - Quizvraag

DM 2 maakt het lichaam zelf nog insuline
wat is een bijwerkingen van anti diabetica
A
hyperglykemie
B
hypoglykemie
C
weet ik niet

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de juiste stappen bij behandeling met medicijnen bij diabetes?
A
stap 1: Biguaniden stap 2: toevoegen van SU derivaten
B
stap 1: Biguaniden stap 2: toevoegen van insuline
C
stap 1: biguaniden stap 2: toevoegen van DPP-4 remmers
D
weet ik niet

Slide 25 - Quizvraag

waarom krijg je een interactie bij het gelijktijdig gebruik van betablokkers?
betablokkers maskeren de symptomen van een te lage suiker zoals hartkloppingen en trillen. hierdoor voelt een patient een hypo minder goed.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies