De opdracht kort verhaal schrijven MHV2

Kort verhaal
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Kort verhaal

Slide 1 - Tekstslide

Kort verhaal
Jullie gaan een kort verhaal schrijven. 

Je zorgt ervoor dat de spelling foutloos is en dat je zinnen grammaticaal kloppen. 
Jullie verhaal telt minimaal 2 en maximaal 3 A4-tjes (Arial 12).
Dit verhaal voegen jullie toe aan je portfolio. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat laten jullie in de tekst zien?
  • Je zorgt ervoor dat de lezer zich kan identificeren met de hoofdpersoon 
  • Je schrijft vanuit een duidelijk perspectief 
  • In het verhaal zit minstens 1 flashback of 1 flashforward 
  • Pas het begrip ruimte toe in je verhaal. Beschrijf de ruimt functioneel of juist contrasterend 
  • Bedenk van tevoren een duidelijk plot 


   Gebruik je lesboek voor het toepassen van de theorie!

Slide 3 - Tekstslide

Tips bij het schrijven van een kort verhaal
1. Bepaal het thema van je verhaal
Bij korte verhalen kun je de plot meestal samenvatten in één zin, die beschrijft wat het onderwerp van je verhaal is. Omdat je maar een beperkte ruimte hebt, kun je niet zo goed meerdere verhaallijnen in je tekst verwerken. Focus je daarom op één thema en blijf daarbij. Probeer je toch een groter geheel in je korte verhaal te proppen, dan zal het gauw slordig en lastig te volgen worden.


Slide 4 - Tekstslide

Tips bij het schrijven van een kort verhaal
2. Beperk het aantal personages
Je hebt geen tijd om tien verschillende personages te introduceren. Wees daarom streng voor jezelf: het verhaal moet klein blijven, en het aantal personages dus ook. Meestal zijn drie tot vier personages de maximale hoeveelheid die lezers kunnen verwerken in zo’n kort verhaal. In tegenstelling tot langere verhalen en boeken, draaien korte verhalen veel meer om de plot dan om de personages.

Slide 5 - Tekstslide

Tips bij het schrijven van een kort verhaal
3. Schrappen maar
Misschien moet het met pijn in je hart, maar schrap alles wat overbodig is. Dat ene mooie zinnetje, die levendige beschrijving van de omgeving, weg ermee. Alles wat te weinig toevoegt aan de ontwikkeling van je verhaal, neemt ruimte in van belangrijkere zaken. Als je hier veel in oefent, zul je ontdekken dat verhalen vaak alleen maar sterker worden wanneer je het opschoont van overbodige elementen.

Slide 6 - Tekstslide

Tips bij het schrijven van een kort verhaal
4. Creëer conflict
Waar in boeken conflict al belangrijk is, is het in korte verhalen de basis van de plot. Een kort verhaal waarin je tweeduizend woorden schrijft over mooie wolkenvelden, doet niet zoveel met de lezer, hoe goed het ook geschreven is. Zorg voor ontwikkeling, een conflict dat je personage in actie laat komen. In een kort verhaal zit meestal een conflict, de personages hebben tegenovergestelde doelen, of de hoofdpersoon wordt tegengewerkt door zijn omgeving of achtergrond. 

Slide 7 - Tekstslide

Do’s en don’ts van een kort verhaal
Do: Houd het kort en krachtig
Do: Creëer maar één hoofdpersoon
Do: Beschrijf één probleem of conflict
Do: Houd het bij één setting
Don’t: Het verhaal zien als een korte roman
Don't: Experimenteren met tijd
Don't: Geen einde schrijven


Slide 8 - Tekstslide

Voorbeelden korte verhalen
  • De lifter van Roald Dahl
  • Het meisje met de zwavelstokjes
  • Vraag je docent

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

In de volgende dia's vind je de theorie van fictie die je gaat gebruiken bij je korte verhaal. 

Slide 11 - Tekstslide

Identificatie met de hoofdpersoon
Identificatie is een middel om je lezer te boeien.
Ook wanneer jouw hoofdpersonage een meedogenloze moordenaar is, zal hij de lezer het verhaal door moet trekken. Je zult dan iets moeten bedenken waardoor die moordenaar wat menselijker wordt. Waardoor gaat hij iets meer op de lezer lijken.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Ruimte
Waar bevindt de hoofdpersoon zich?
Omschrijf waar het verhaal zich afspeelt. 

Slide 32 - Tekstslide

Plot

Een verhaal gaat ergens over. Het begin, verloop en einde van wat een personage meemaakt, noem je een verhaallijn of ook wel een plot van het verhaal. 

Spanning ontstaat doordat je het einde van het verhaal nog niet kent. 

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide