Herhalingsles Duurzaamheid

Herhalingsles Duurzaamheid
1 / 87
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 87 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhalingsles Duurzaamheid

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kledingindustrie

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Behoefte
 Iets wat je nodig hebt of graag wilt hebben, noem je een behoefte.
 Dat kan iets zijn wat je echt nodig hebt om te kunnen leven, zoals eten, drinken, kleding en woonruimte.
Dat zijn basisbehoeften
Dingen die je leven leuker of makkelijker maken noem je overige behoeften.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillen
Om de verschillen tussen consumeren en produceren te begrijpen, moeten we het verschil tussen 'goederen' en 'diensten' eerst weten.  

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GOEDEREN:
- Kan je vastpakken
DIENSTEN:
- Kan je niet vastpakken
- Is iets wat iemand voor een ander doet

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GOEDEREN
DIENSTEN

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Consumeren
Het kopen van goederen of diensten om in je behoeften te voorzien  


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Produceren
 MAKEN van GOEDEREN 
of 
LEVEREN van DIENSTEN

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ben je aan het consumeren of produceren?
Het maken van spelletje
A
Consumeren
B
Produceren

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ben je aan het consumeren of produceren?
Het kopen van een paar schoenen
A
Consumeren
B
Produceren

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fast Fashion 
Fast Fashion betekent letterlijk: snelle mode
 

  • Fast fashion is goedkope kleding van mindere kwaliteit

  • Fast Fashion wordt geproduceerd (gemaakt)  in  lage lonen landen (lonen voor arbeiders zijn laag)

  • De arbeidsomstandigheden zijn vaak slecht 

  • In de fabrieken  wordt gewerkt met schadelijke stoffen. 


Modehuizen willen dat mensen zo veel mogelijk kleding kopen! Dan maken zij meer winst! De kleding is dus niet gemaakt om lang mee te gaan.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kledingindustrie 
Veel van onze kleding wordt in het buitenland geproduceerd  (= gemaakt) 

Dit komt omdat in die landen de lonen lager liggen 

De producent (=maker) is dan minder kosten kwijt aan het maken van zijn product 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Arbeidsomstandigheden in de fabrieken 
  • Lonen zijn laag 
  • Werkdagen zijn lang 
  • Weinig pauze uren 
  • De hygiëne in de fabrieken is slecht 
  • De temperaturen zijn hoog (geen airco) 
  • De materialen waarmee gewerkt wordt zijn soms schadelijk (giftig)  
  • Gebouwen zijn slecht onderhouden 
  • Kinderen moeten werken (kinderarbeid

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem twee voordelen van Fast Fashion

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem vier nadelen van Fast Fashion

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk waarom de productie van kleding naar een ander land gaat.
A
Goedkopere arbeidskrachten
B
Sneller vervoer (transport)
C
Betere fabrieken

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je ziet een afbeelding van de wereld. Sleep de ster naar Azie . 

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je ziet een afbeelding van de wereld. Sleep de ster naar Europa. 

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

En dan.......als de kleding gekocht en gedragen is....
We maken even een sprongetje. 

De kleding is ondertussen gekocht en gedragen door de consument (koper). Wat gebeurt er daarna met de kleding? 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dit gebeurt er met de ingezamelde kleding.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat kun je doen om minder kleding te gebruiken?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Einde kledingindustrie
Heb je vragen over dit blok? Of heb je veel fout? Ga dan naar blok 1 in LessonUp om er nog eens aan te werken!

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedingsindustrie

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar is de voedingsindustrie goed voor?
A
De sector die zorgt voor al het drinken
B
De sector die zorgt voor alle kleding
C
De sector die zorgt voor al het eten en drinken
D
De sector die zorgt voor een dieet.

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voedingsindustrie
Nederland probeert duurzaam te zijn in de voedingsindustrie.
Bijv. met transport, duurzame energie en eerlijke productie.

Ook heeft Nederland keurmerken.
Keurmerken zijn logo's op verpakkingen die je helpen bij het maken van een duurzame of gezonde keuze.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe verloopt het productieproces?
1
2
3
4

Slide 26 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kunnen wij in Nederland zoveel voedsel produceren?

Nederland is een voedselland. Wij produceren drie keer meer voedsel als wij kunnen opeten. De boer staat aan het begin van de voedselketen en is een heel belangrijke schakel in de keten.
20% van de productie blijft in Nederland, de rest gaat naar het buitenland, vooral Europa, maar ook de wereldmarkt.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nadelen
Eten belast het klimaat door energiegebruik en de uitstoot van broeikasgassen (CO2, methaan en lachgas). Voor de productie is bovendien een groot deel van het beschikbare land en water nodig. Het produceren van voedsel brengt milieuproblemen  zoals mestoverschot en overbevissing met zich mee.


In totaal ontstaat ongeveer een derde (20-35%) van alle klimaatbelasting door het maken en eten van voedsel. 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nederland produceert veel meer voedsel als dat wij nodig hebben. Waar gaat het voedsel heen wat wij niet nodig hebben?

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Nederland produceert veel meer voedsel als dat wij nodig hebben. Bedenk minimaal 2 nadelen hiervan?

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Denk eens na... Wat zijn voordelen van zoveel voedsel produceren?

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Polycultuur
Boeren maken steeds meer gebruik van polycultuur 
= meerdere gewassen op hetzelfde stuk land telen.


Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk minimaal twee voordelen van een polycultuur

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Einde voedingsindustrie
Heb je vragen over dit blok? Of heb je veel fout? Ga dan naar blok 2 in LessonUp om er nog eens aan te werken!

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Energiebronnen
+ uitleg over de Industriële Revolutie

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is energie?
Geen energie? Dan gebeurt er ook niets! Bij alles wat we doen is namelijk energie nodig.
Energie is "de mogelijkheid om iets gedaan te krijgen".

Vroeger gebruikten mensen vooral spierkracht (van mensen of dieren) om iets gedaan te krijgen. Denk bijvoorbeeld aan een paard die voor een kar liep. Tegenwoordig gebruiken wij nog veel meer bronnen van energie!

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten energiebronnen 
Energiebronnen zorgen voor energie

We hebben drie soorten energiebronnen 
  1. Kernenergie (nucleaire)
  2. Fossiele energie 
  3. Groene energie (duurzame energie) 

Van alle energie die de mens momenteel op deze aarde gebruikt, is 80% afkomstig uit fossiele bronnen.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleepvraag: Welke energiebron hoort bij welk plaatje?
Weet jij welke energiebron waarbij hoort? 
Voordat je de verschillende energiebronnen één voor één gaan bekijken, volgen hier een paar vragen. Test eens hoeveel jij al weet over energiebronnen! Sleep de energiebron naar de juiste afbeelding!
Kernenergie
Groene energie
Fossiele energie
Groene energie

Slide 38 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke soort energiebron zie je op de afbeelding?
A
Groene energie
B
Kernenergie
C
Fossiele energie

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke energiebron rijdt deze auto?
A
Groene energie
B
Kernenergie
C
Fossiele brandstof

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke soort energiebron zie je op de afbeelding?
A
Groene energie
B
Kernenergie
C
Fossiele energie

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We noemen energiebronnen (zoals water, wind en zon) groen of duurzaam, omdat ze nooit op raken! 

Toch hebben ook groene energiebronnen nadelen. Kijk maar in dit overzicht!

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Energiemix van Nederland
De energiemix geeft aan welke energiebronnen er in een land gebruikt worden.

In Nederland hebben wij dan ook een "mix" van alle drie de soorten energiebronnen. We gebruiken dus in Nederland zowel 
  • kernenergie
  • groene energie 
  • als ook fossiele energie. 

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Energie
Kernenergie 
Groene energie 
Fossiele brandstof 
Hoe wordt dit gemaakt (opgewekt)? 
In een kerncentrale 
Met behulp van de natuur (zon, wind, water)
Dit wordt uit de grond gedelft (opgegraven)
Voordelen 
Het opwekken en gebruiken van deze energie is niet schadelijk voor het milieu (géén CO2)

Deze centrales produceren vééééél energie in een keer 
De aarde wordt niet vervuild bij het gebruik van deze energie 


Deze energie is nooit op. 
Goedkoop om uit de grond te halen 

Makkelijk om uit de grond te halen (eenvoudig energie maken) 
Nadelen
Deze energie is heel duur 


Het afval dat overblijft bij het maken van deze energie moet opgeslagen worden. En dat is slecht voor de natuur
Overlast voor de omgeving (windmolenparken, zonnepaneelparken) 

Deze energie is er niet altijd (niet altijd wind of zon.....) 
Bij gebruik komt er CO2 vrij. De aarde warmt hier veel sneller door op :( 

Opgraven kan aardbevingen etc veroorzaken 

Deze energie kan opraken :(  De aarde raakt uitgeput (uitputting) 


Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fossiele brandstof 
Vanaf de 19de eeuw gebruiken wij fossiele brandstoffen 

  • Gevolg: heel veel CO2 uitstoot. Veel meer dan de aarde zelf aankan. 
  • Gevolg hiervan: de aarde warmt te snel op
  • Gevolg daarvan: de ijskappen smelten, de zeespiegel stijgt, extreme regenbuien en extreme droogte. 

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van wanneer tot wanneer is de 19de eeuw?
A
1700-1800
B
1800-1900
C
1900-2000
D
Géén idee. Ik pak de vaardighedenkaart nog een keer.

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem het grootste verschil tussen groene energie en fossiele energie.

Slide 47 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom zijn fossiele brandstoffen niet duurzaam.

Slide 48 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom zijn fossiele brandstoffen niet duurzaam.

Slide 49 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleepvraag: Welke energiebron hoort bij welk plaatje?
Voor 1800 gebruiken mensen duurzame energiebronnen voor het maken van producten of het vervoeren van goederen. Hieronder zie je een aantal voorbeelden hiervan. Sleep het juiste begrip naar de juiste afbeelding.
Spierkracht
Waterkracht
Paardenkracht (PK)
Windkracht

Slide 50 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk 1 nadeel van deze duurzame energiebronnen die mensen vroeger gebruikten.

Slide 51 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Industriële revolutie: nieuwe energiebronnen worden ontdekt!
Die afhankelijkheid van wind, water en spierkracht was dus een groot nadeel. Maar toen gebeurde er in de 19e eeuw iets dat onze samenleving ingrijpend zou veranderen! 

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huisnijverheid
  • Voor de industriële revolutie zag onze samenleving er heel anders uit.
  • Tot 1800 was bijna iedereen boer.

  • Mensen werkten dus vooral in de landbouw, daarom noemen wij dit ook wel een landbouwsamenleving.

  • Boeren konden thuis bijverdienen met het spinnen en weven van stoffen (zie afbeelding rechts), dit  heet huisnijverheid


Slide 53 - Tekstslide

spierkracht 

en soms natuurlijk 
Paardenkracht
Waterkracht 
Windkracht 

Wat is een revolutie?
A
Een kleine verandering in korte tijd
B
Een grote verandering in korte tijd
C
Een grote verandering in lange tijd

Slide 54 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke omschrijving past het beste bij Industriële revolutie?
A
De snelle verandering van een landbouwsamenleving naar een industriële samenleving.
B
De trage verandering van een landbouwsamenleving naar een industriële samenleving.

Slide 55 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitvinding veroorzaakte de industriële revolutie?
A
Spinnenwiel
B
Trein
C
Stoommachine
D
Weefgetouw

Slide 56 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Stoommachine  
  • De Stoommachine werd uitgevonden!

    Voordelen:
  • Sneller, dus meer produceren 
  • Niet meer afhankelijk van natuur (wind, water, spieren)  - er kon dus dag en nacht geproduceerd worden!

  • Geen wind, water of spieren meer nodig? Maar hoe werkt zo'n stoommachine dan wel!? Met KOLEN! 



Mega verandering dus rond 1800 

Slide 57 - Tekstslide

spierkracht 

en soms natuurlijk 
Paardenkracht
Waterkracht 
Windkracht 

Industriële revolutie was een feit

  • Het leven van alle mensen veranderde ingrijpend 

  • Maar wat veranderde er dan? Oftewel; wat waren de gevolgen van de industriële revolutie?



Slide 58 - Tekstslide

industriële rev = komst van fabrieken 

Ondernemers maken veel winst --> industrie groeit nog sneller --> huisnijverheid en ambachten kunnen eigen producten helemaal niet meer verkopen --> concurrentie van fabriek niet aan 
Gevolg: van een landbouwsamenleving naar een industriële samenleving
  1. Huisnijverheid verdwijnt: boeren kunnen niet op tegen de fabrieken die veel meer en sneller kunnen produceren.

  2. Steeds meer mensen gaan in fabrieken werken.

Slide 59 - Tekstslide

spierkracht 

en soms natuurlijk 
Paardenkracht
Waterkracht 
Windkracht 

Gevolg: verstedelijking
Mensen verhuizen van het platteland naar de stad.

Er komen steeds meer steden en steden groeien. Dit noemen wij ook wel verstedelijking of urbanisatie!


Kijk eens goed naar de stad Rotterdam op in de tabel hierboven. Tussen 1800 en 1900 groeide de stad van 53.000 tot 516.000 inwoners. Wat een verschil!

Slide 60 - Tekstslide

spierkracht 

en soms natuurlijk 
Paardenkracht
Waterkracht 
Windkracht 

Einde energiebronnen
Heb je vragen over dit blok? Of heb je veel fout? Ga dan naar blok 3 in LessonUp om er nog eens aan te werken!

Slide 61 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vervuiling

Slide 62 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

NIC landen
Newly Industrialized Countries

Slide 63 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

NIC landen
Deze landen hebben een economische groei van 8-10%. Zij hebben de afgelopen tijd een verandering gemaakt van een agrarische naar een industriële economie (van landbouw naar fabrieken). Nu vallen ze tussen ontwikkelingslanden (arme landen) en ontwikkelde landen (rijke landen) in

Slide 64 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kijk goed naar het kaartje. Noem 3 landen die bij NIC horen.

Slide 65 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Nu jij: Leg in eigen woorden uit waar NIC voor staat

Slide 66 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ecologische voetafdruk
De ecologische voetafdruk is de ruimte die we per persoon innemen op aarde. Deze ruimte word berekend op basis van jouw levensstijl.

Slide 67 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ecologische voetafdruk
Op basis van onderstaande punten wordt jouw voetafdruk bepaald.

Slide 68 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de vorige dia.
Wat bepaalt onder andere jouw voetafdruk?

Slide 69 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe donkerder de kleur, hoe groter de voetafdruk

Slide 70 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de vorige dia. In welk werelddeel hebben de inwoners de grootste voetafdruk?
A
Europa
B
Afrika
C
Zuid-Amerika
D
Noord-Amerika

Slide 71 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke kenmerken heeft een land met de grootste ecologische voetafdruk?
A
rijk, dunbevolkt
B
rijk, dichtbevolkt
C
arm, dunbevolkt
D
arm, dichtbevolkt

Slide 72 - Quizvraag

milieu wordt meer belast dan vroeger door toenemend aantal mensen en veranderende levensstijl
Wat zou jij allemaal kunnen doen om jouw
ecologische voetafdruk te verkleinen?

Slide 73 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is zwerfafval?
Zwerfafval is al het afval dat op straat of in de natuur rondslingert. Het is daar bewust of onbewust door mensen weggegooid/achtergelaten. Het belandt op plekken die daar niet voor bestemd zijn. 

Slide 74 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel zwerfafval?
Per jaar belandt tussen de 35 en 140 miljoen kilo zwerfafval  op straat of in het groen. 

Door wind of via rivieren kan het in zee terechtkomen  

Slide 75 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe lang duurt het?
  • Heel veel afval wordt niet of langzaam afgebroken door de natuur
  • Plastic verteert helemaal niet maar wordt hele piepkleine deeltjes
  • Giftige stoffen komen in de natuur en in het grondwater

Slide 76 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er met afval dat op straat wordt gegooid?

Slide 77 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de afbeelding goed

Slide 78 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Al het plastic wat op straat wordt gegooid, belandt in de zee. 

Slide 79 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is plastic soep een probleem?

Slide 80 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Plastic verdwijnt niet! 
Het plastic wordt kleiner, maar het probleem wordt groter! 

Slide 81 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen: verstrikte dieren

Slide 82 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen: dieren eten het op

Slide 83 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat kan je zelf doen om het gebruik van plastic te minderen?

Slide 84 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Enkele voorbeelden wat je kan doen of veranderen

Slide 85 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Einde vervuiling
Heb je vragen over dit blok? Of heb je veel fout? Ga dan naar blok 4 in LessonUp om er nog eens aan te werken!

Slide 86 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Duurzaamheid
Hoera! Je hebt alles herhaald.
Check nu voor jezelf of je alle leerdoelen kan beantwoorden.

Slide 87 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies