4H SGDC Frans 8 juni

4H Frans - 8 juni
  • we beginnen om 11.30 uur
  • microfoon en camera uit
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

4H Frans - 8 juni
  • we beginnen om 11.30 uur
  • microfoon en camera uit

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • veelvoorkomende vragen in het Frans
  • leestekst oefenen
  • tijd om te werken aan PW spreken (1x, ipv 5 min. pp 3 min.)

Slide 2 - Tekstslide

Veelvoorkomende vragen in het Frans
  • Complète les phrases avec les mots ci-dessous. Attention, il y a deux mots en trop! Choisis entre
  • Donne le contraire des mots suivants

Slide 3 - Tekstslide

Veelvoorkomende vragen in het Frans
  • Traduis les mots entre parenthèses en français
  • Transforme les phrases suivantes en des questions.
  • Réécris les phrases, en insérant les mots entre parenthèses.
  • Pourquoi Federer a-t-il créé la «Roger Ferderer Foundation»?
  • Devine la traduction des mots soulignés dans le texte
  • Lis le texte et coche la bonne réponse.

Slide 4 - Tekstslide

en trop
choisis
traduis
pourquoi
entre parenthèses
soulignés
kies
kruis aan
onderstreept
omdat
waarom
tussen haakjes
te veel
herschrijf
het tegenovergestelde
vertaal

Slide 5 - Sleepvraag

Leestekst oefenen
Tekst lezen volgens stappenplan:
  1. titel + plaatjes 
  2. vraag lezen 
  3. alinea lezen, antwoord markeren 
  4. antwoord in NL formuleren 
  5. juiste antwoord erbij zoeken

Slide 6 - Tekstslide

Titel + plaatje
Korte tekst, 1 vraag!

Slide 7 - Tekstslide

Vraag

Slide 8 - Tekstslide

Alinea lezen + markeren

Slide 9 - Tekstslide

Aan welke 2 zinnen kun je zien dat daarna de antwoorden komen?
A
Aussi surprenant que révolutionnaire, le Paris navigating gym pourrait voir le jour prochainement.
B
La spécificité de la flotte ?
C
Autre particularité :
D
À bord, des rangées de vélos fixes mis à disposition des sportifs.

Slide 10 - Quizvraag

Formuleer in het NL voor jezelf

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het 1e aspect dat deze sportschool zo bijzonder maakt?

Slide 12 - Open vraag

Antwoord 1
Hij heeft glazen wanden / je hebt rondom uitzicht / je kunt (vanaf
de Seine) genieten van het uitzicht op Parijs terwijl je sport

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het 2e aspect dat deze sportschool zo bijzonder maakt?

Slide 14 - Open vraag

Antwoord 2
De sporters genereren de energie die nodig is om de boot te
(kunnen) laten varen

Slide 15 - Tekstslide

Tekst 2: titel + plaatje

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 1 lezen

Slide 17 - Tekstslide

Wat betekent de vraag "Qu'est-ce qui est vrai d'après le premier alinéa?
A
Wat is waar na de 1e alinea?
B
Wat is waar volgens de 1e alinea?
C
Wat is het belangrijkste uit de 1e alinea?
D
Wat is waar volgens de laatste alinea?

Slide 18 - Quizvraag

Tekst lezen + markeer

Slide 19 - Tekstslide

In je eigen woorden: wat is waar volgens de 1e alinea?

Slide 20 - Open vraag

Antwoorden bekijken

Slide 21 - Tekstslide

Qu’est-ce qui est vrai d’après le premier alinéa ?
A
Au cours de son histoire, le Tour de France a dû vaincre beaucoup de difficultés.
B
En France, le Tour de France est plus populaire que la Coupe du monde de football.
C
Le nombre de fans du Tour de France a augmenté malgré les scandales liés au dopage.
D
Le premier Tour de France a eu lieu juste après les premiers Jeux olympiques d’hiver.

Slide 22 - Quizvraag

Vraag 2 lezen

Slide 23 - Tekstslide

Lees alinea 2
Lees zin met gat + zin erna!

Slide 24 - Tekstslide

Choisissez le(s) mot(s) qui manque(nt) à la ligne 24.
A
applaudir
B
embrasser
C
faire tomber
D
insulter

Slide 25 - Quizvraag

Lees vraag 3

Slide 26 - Tekstslide

Wat betekent de vraag "A quoi sert le 3ème alinéa ?"
A
Wat is waar volgens de 3e alinea?
B
Wat is het belangrijkste uit de 3e alinea?
C
Wat is de hoofdgedachte van de 3e alinea?
D
Waartoe dient de 3e alinea?

Slide 27 - Quizvraag

Lees de alinea, markeer, formuleer zelf!

Slide 28 - Tekstslide

Waartoe dient de 3e alinea?

Slide 29 - Open vraag

Welk antwoord past?

Slide 30 - Tekstslide

A quoi sert le 3ème alinéa ?
A
A donner une image du Tour de France d’il y a une centaine d’années.
B
A expliquer comment le Tour de France est organisé à l’heure actuelle entre Paris et Marseille.
C
A illustrer les transformations que la première étape du Tour de France a subies au cours du temps.
D
A montrer à quel point les pionniers du Tour de France ressemblent aux coureurs actuels.

Slide 31 - Quizvraag

Lees vraag 4

Slide 32 - Tekstslide

Lees, markeer
en formuleer!

Slide 33 - Tekstslide

Wat is het juiste antwoord?

Slide 34 - Tekstslide

Que peut-on conclure du 4ème alinéa ? Honoré Barthélémy
A
a dû quitter le Tour de France pendant la huitième étape, après une chute grave.
B
est devenu vainqueur du Tour de France, malgré sa chute et ses blessures.
C
était considéré comme un héros, malgré le fait qu’il n’a pas gagné le Tour de France.

Slide 35 - Quizvraag

Lees vraag 5

Slide 36 - Tekstslide

Lees de tekst, markeer, formuleer

Slide 37 - Tekstslide

Wat is het juiste antwoord?

Slide 38 - Tekstslide

« Les étapes … les cyclistes. » (lignes 63-67)
Comment est-ce que ce passage se rapporte à la phrase qui précède ?
A
Il en donne la cause.
B
Il l’affaiblit.
C
Il l’illustre.
D
Il s’y oppose.

Slide 39 - Quizvraag

Wat nu?
  • werken in je groepje aan spreekvaardigheid (kom straks in het keuze-uur oefenen met de uitspraak!)
  • presentatie maken
  • uit je hoofd!
  • Indeling: maken we nu 

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Link

Volgende week
  • presentaties per team (dus geen normale les)
  • 22 juni: oefenen met grammaire A en C
  • analyse schrijfvaardigheid (lidwoorden en ww)
  • oefenbriefje 4?

Slide 42 - Tekstslide