unidad 2 voc. &Grámatica Ser y Substantivos y adjectivos

¡Bienvenidos!
¿Qué día es hoy?
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

¡Bienvenidos!
¿Qué día es hoy?

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer hoy?
  1. Controlamos los deberes
  2. Repasamos. Het werkwoord "ser" y plural y singular (meervoud en enkelvoud) y el vocabulario
  3. Practicar las dias de la semana
  4. El plural de substantivos y adjectivos
  5. Final de la clase. ¿Qué hemos aprendido hoy?
    Al final de la clase puedes decir las dias de la semana, el verbo "Ser" y el plural de substantivos y adjectivos

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Nosotrossomos
Yo soy 
Ellos/ellas son 
tú eres 
él/ella es
Vosotros sois 
Wij zijn 
jij bent
ik ben
Hij/zij is 
Zij zijn 
Jullie zijn 

Slide 4 - Sleepvraag

¿...........(tú) español?
A
soy
B
es
C
eres
D
sois

Slide 5 - Quizvraag

Juan y yo .............amigos.
A
son
B
sois
C
eres
D
somos

Slide 6 - Quizvraag

Vosotras............las amigas de Laura.
A
son
B
sois
C
eres
D
somos

Slide 7 - Quizvraag

Mis amigos..................de Guatemala.
A
son
B
sois
C
eres
D
somos

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Vul in:
Als een (zelfstandig) naamwoord eindigt op een klinker (a-e-i-o-u), zet ik er ....... achter om er meervoud van te maken
A
-es
B
-os
C
-s
D
-'s

Slide 12 - Quizvraag

wat is het meervoud van el coche
A
el coches
B
los coches
C
los coche
D
los cochez

Slide 13 - Quizvraag

Als een zelfstandig naamwoord eindigt op een medeklinker en je meervoud wilt maken ...
A
... plak je er -es achter
B
... plak je er direct een -s achter

Slide 14 - Quizvraag

wat is het meervoud van "el camion"
A
los camions
B
el camiones
C
los camiones
D
los camionez

Slide 15 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoorden
Wat je moet weten:
  • Bijvoeglijke naamwoorden staan in het Spaans bijna altijd achter het zelfstandig naamwoord.
  • Bijvoeglijke naamwoorden richten zich naar het zelfstandig naamwoord waar ze bij staan (mannelijk/vrouwelijk/enkelvoud/meervoud)

Slide 16 - Tekstslide

1. Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een -O
bijvoorbeeld: bonito (mooi), divertido (leuk), pequeño (klein)

Bij de bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een -o verandert de -o in een -a als het bijvoeglijk naamwoord bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord staat. 
vb: el libro bonito (het mooie boek)
       la casa bonita (het mooie huis)

Slide 17 - Tekstslide

2. Bijvoeglijk naamwoorden die eindigen op een -E.
bijvoorbeeld: inteligente (intelligent), horrible (verschrikkelijk)

Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een -e veranderen niet wanneer ze bij een een vrouwelijk zelfstandig naamwoord staan
vb: el chico inteligente (de intelligente jongen)
       la chica inteligente (het intelligente meisje)

Slide 18 - Tekstslide

3. Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een medeklinker.
bijvoorbeeld: genial (geniaal), azul (blauw)

Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een medeklinker veranderen niet wanneer ze bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord staan. 
vb: el coche azul (de blauwe auto)
       la carpeta azul (de blauwe map)

Slide 19 - Tekstslide

Uitzonderingen - Excepciones

Een hoeveelheid - Una cantidad
Poco/a (s) - weinig
Mucho/a (s) - Veel
Demasiado/a - Teveel
Otro/a (s) - Ander
Vario/a (s) - Verschillende
Alguno/a (s) - Enkele
Ninguno/a (s) - Geen enkele

Slide 20 - Tekstslide

Meervoud van zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden.
  • Zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een klinker krijgen in het meervoud een -s.
vb: el chico inteligente --> los chicos inteligentes
        la casa grande          --> las casas grandes

  • Zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een medeklinker krijgen in het meervoud -es.
vb: el profesor genial --> los profesores geniales
       la situación difícil --> las situaciones difíciles
VERGEET NIET HET LIDWOORD OOK IN HET MEERVOUD TE ZETTEN!!!

Slide 21 - Tekstslide

Schrijf de zin in het meervoud:
"La mesa es blanca"

Slide 22 - Open vraag

Schrijf de zin in het meervoud:
"El libro es interesante"

Slide 23 - Open vraag

Schrijf de zin in het meervoud:
"El libro es rojo"

Slide 24 - Open vraag

Schrijf de zin in het meervoud:
"Mi libro es azul"

Slide 25 - Open vraag

5. Mi barrio son bonito.

Slide 26 - Open vraag

Como se dice en español "de donderdag"

Slide 27 - Open vraag

Sleep de Spaanse woorden naar de Nederlandse betekenis.
s'middags
s'ochtends
elke dag
s'avonds
maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
het weekend
zaterdag
zondag
por la tarde
por la mañana
por la noche
el fin de semana
lunes
martes
miércoles
jueves
viernes
sábado
domingo
todos los días

Slide 28 - Sleepvraag

Traducé en español de zaterdag en zondag
A
el viernes y el sábado
B
el sábado y el domingo
C
el domnigo y el sábado
D
el martes y el domingo

Slide 29 - Quizvraag

Libro digital
-Trabajamos en silencio 
- Tiempo: 10 minutos
- Compañeros In de klas U2 Paises...
Cultura/p.30 (1-3)

timer
10:00

Slide 30 - Tekstslide

Individueel aan het werk
Trabaja de forma individual
Libro digital:
Paises de habla hispana 2.3 Communication


Deberes : Hacer todos los ejercicios p.16-18
timer
10:00

Slide 31 - Tekstslide

¿Cómo has trabajado hoy en clase?
A
Muy bien :):)
B
Bien :)
C
Regular :|
D
Mal :(

Slide 32 - Quizvraag

¿Qué has aprendido hoy?

Slide 33 - Woordweb