Je wilt een ander
informeren. Bijvoorbeeld over hoe laat een bus gaat of welk huiswerk hij moet maken.
Je wilt een ander overtuigen van jouw gelijk. Bijvoorbeeld tijdens een discussie.
Je wilt een ander activeren. Bijvoorbeeld om ook naar een feestje te komen.
Je wilt een ander instrueren. Bijvoorbeeld over hoe je iets moet doen, zoals een werkstuk maken.
Natuurlijk kan je een ander ook gewoon amuseren. Bijvoorbeeld door een grappig of spannend verhaal te vertellen.