Dienstverlening en ProductenMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3
In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Gelukkig nieuwjaar !!
Slide 1 - Tekstslide
Wat kost dat nou eigenlijk?
Hoe komt een bloemist aan de prijs van dat mooie boeket?
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het einde van de les:
• Weet je wat een verkoopprijsberekening is.
• Kan je een eenvoudige kostprijsberekening maken.
Slide 3 - Tekstslide
Inleiding
Stel je voor: je hebt een heleboel mooie bloemen bij de groothandel gekocht. Je maakt er mooie bloemstukken en boeketten van, maar hoeveel moeten ze gaan kosten?
Daar bestaat een speciale rekensom voor: de verkoopprijsberekening.
Tijdens deze les ga je leren hoe je een eenvoudige verkoopprijsberekening moet maken.
Slide 4 - Tekstslide
Welke kosten moet een bloemist in rekening brengen om de kostprijs (wat de klant moet betalen) te kunnen berekenen? Noem er minstens 2.
Slide 5 - Open vraag
Hoe kun je de kostprijs van een product berekenen?
A
Met een opslagpercentage.
B
Door alle kosten op te tellen en te delen door het aantal producten die je maakt of inkoopt.
C
A en B zijn beiden goed.
Slide 6 - Quizvraag
Wat betekent BTW?
A
Beter te weten
B
Belasting toegevoegde waarde
C
Bruto toegevoegde wetten
D
Bruto totale waarde
Slide 7 - Quizvraag
Welk BTW percentage hebben de eerste levensbehoefte zoals brood, melk, planten, dieren en bloemen?
A
9%
B
21%
Slide 8 - Quizvraag
Welk BTW percentage heeft arbeid?
A
9%
B
21%
Slide 9 - Quizvraag
Welk BTW tarief hebben kleding, computers, vazen en bloemwerk?
A
9%
B
21%
Slide 10 - Quizvraag
Welke BTW percentages hebben we bij de bloemist?
A
Alleen 21%
B
9 en 21 %
C
0, 9 en 21 6 %
Slide 11 - Quizvraag
Heb jij al eens iets verkocht?
A
ja
B
nee
Slide 12 - Quizvraag
4 kosten die je moet weten om de prijs te bereken voor een mooi boeket.
Directe kosten
Indirecte kosten
Opslagpercentage vaak inclusief winstmarge
BTW tarief
Slide 13 - Tekstslide
1. Directe kosten
Zijn kosten die direct te maken hebben met het product dat je maakt of levert.De inkoopprijs is de prijs die de bloemist betaalt voor de inkoop van zijn bloemen op de veiling of groothandel. Ook die op de veiling ingekocht worden.
Slide 14 - Tekstslide
Welke kosten vallen onder directe kosten?
A
inkoopprijs, huur
B
inkoopprijs, materiaalkosten, arbeidskosten enz.
C
inkoopprijs
Slide 15 - Quizvraag
2. Indirecte kosten
Zijn kosten die niet direct te maken hebben met het product dat je maakt of levert.
Slide 16 - Tekstslide
Voorbeelden van indirecte kosten zijn:
A
Belastingen, huur, auto, gas, verzekeringen
B
inkoopprijs, materialen voor het product
C
arbeidskosten, inkoopprijs
Slide 17 - Quizvraag
3. Opslagpercentage
Dit is de kosten die de bloemist niet meteen kan doorberekenen aan de bloem. Zoals huur, koffie, afschrijving. (de zogeheten indirecte kosten) ook de winst zit hier vaak in.
Slide 18 - Tekstslide
Hoe kan het zijn dat de bloemist een hoger opslagpercentage heeft dan een bloemenverkoper op de markt?
A
Hogere indirecte kosten
B
wil meer verdienen
Slide 19 - Quizvraag
4. B.T.W (belasting toegevoegde waarde)
Dit is de belasting betalen die de bloemist moet afdragen,. Voor bloemen betaald iedereen 9% BTW