woordenschat h1-h3

woordenschat
de volgende woorden zijn aan bod gekomen in 
hoofdstuk 1 t/m 3
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

woordenschat
de volgende woorden zijn aan bod gekomen in 
hoofdstuk 1 t/m 3

Slide 1 - Tekstslide

het synoniem voor amicaal is:
A
vriendschappelijk
B
boos

Slide 2 - Quizvraag

het synoniem voor het beleid is:
A
voorzichtig zijn
B
aanpak

Slide 3 - Quizvraag

het synoniem voor gunstig is:
A
beter
B
voordelig

Slide 4 - Quizvraag

het synoniem voor insteek is:
A
prikker
B
aanpak

Slide 5 - Quizvraag

het synoniem van documentaire is:
A
filmverslag
B
verhaal

Slide 6 - Quizvraag

het synoniem van bejegenen is
A
behandelen
B
regenen

Slide 7 - Quizvraag

wat is het synoniem van knus:
A
gezellig
B
knutselen

Slide 8 - Quizvraag

wat is het synoniem van souvenir?
A
souterrain
B
aandenken

Slide 9 - Quizvraag

wat betekent: goede wijn behoeft geen krans?
A
op een wijnfles hoort een kurk
B
goede dingen hoef je niet aan te prijzen

Slide 10 - Quizvraag

wat betekent: een nieuwe ster aan het firmament?
A
een nieuwe ster is ontdekt in het heelal
B
iemand die plotseling veel succes heeft

Slide 11 - Quizvraag

wat is attractief?
A
een attractie in een pretpark
B
aantrekkelijk, mooi

Slide 12 - Quizvraag

wat is een ander woord voor behendig?
A
handig
B
hendel

Slide 13 - Quizvraag

wat betekent: aanfluiting?
A
een rode kaart krijgen
B
een afgang, iets wat schandalig slecht is

Slide 14 - Quizvraag

wat is een ander woord voor markant?
A
markies
B
opmerkelijk

Slide 15 - Quizvraag

wat is een quote?
A
een chocolaatje
B
een uitspraak

Slide 16 - Quizvraag

wat betekent het spits afbijten?
A
dat je eerst het puntje van het ijsje eet
B
als eerste ergens aan beginnen

Slide 17 - Quizvraag

Wat betekent:
de puntjes op de i zetten?

Slide 18 - Open vraag

welke uitdrukking hoort bij dit plaatje?

Slide 19 - Tekstslide

noem de drie woordraadstrategieën

Slide 20 - Open vraag

wat betekent hiërarchisch?
A
volgens een rangorde
B
schoon

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

En nu.....
Ga je verder met oefenen. Vind je nog iets lastig? 
* lees de theorie
* bekijk de filmpjes online
* leer de woordenlijsten
*vraag de docent om hulp

Slide 23 - Tekstslide