werkwoordspelling

Oefenen met
werkwoordspelling
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Oefenen met
werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide


Milosz (verbranden) zijn vingers gisteren.
A
verbrande
B
verbrandde
C
verbrandden
D
verbranden

Slide 2 - Quizvraag


Maar iedereen heeft weleens (falen).
A
gefaald
B
gefaalt
C
gefalen

Slide 3 - Quizvraag

Ook Lise en Natalia hebben (beloven)
A
belooft
B
beloovt
C
beloofd
D
beloovd

Slide 4 - Quizvraag

hun vingers niet meer te (verbranden)
A
verbrandden
B
verbrandde
C
verbrande
D
verbranden

Slide 5 - Quizvraag


(vinden) je deze les ook zo leuk?
A
vin
B
vint
C
vindt
D
vind

Slide 6 - Quizvraag

Maaike (vinden) werkwoordspelling alleszins wel tof.
A
vind
B
vint
C
vindt

Slide 7 - Quizvraag


Afgelopen weken (besteden) we dan ook veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 8 - Quizvraag


Als Tijs nu eens een beetje (opschuiven),
A
opschuift
B
opschuifd
C
opschuivt
D
opschuivd

Slide 9 - Quizvraag

Dan kan Alessio zijn spullen beter (verspreiden).
A
verspreide
B
verspreiden
C
verspreidde
D
verspreidden

Slide 10 - Quizvraag

Heeft iedereen zijn naam op Anna's schoenen (vermelden)?
A
vermeld
B
vermelt
C
vermeldt

Slide 11 - Quizvraag

Danny (zetten) die van hem er gisteren nog op.
A
zet
B
zetten
C
zette
D
zat

Slide 12 - Quizvraag

Sommige leerlingen (roken) vroeger stiekem in het park.
A
rookte
B
rookten
C
rookde
D
rookden

Slide 13 - Quizvraag

Maar ze zijn daarvoor thuis flink (straffen).
A
gestraft
B
gestrafd
C
gestrafft
D
gestraffd

Slide 14 - Quizvraag

En nu (gebeuren) het gelukkig niet meer.
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt

Slide 15 - Quizvraag

Wat (gebeuren) er dan nu nog mee?
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt

Slide 16 - Quizvraag

Hopelijk hebben jullie van deze quiz wat (leren).
A
geleerd
B
geleert
C
geleerdt

Slide 17 - Quizvraag

Dan (beloven) dat alvast veel goeds voor de toets.
A
beloovt
B
beloovd
C
beloofd
D
belooft

Slide 18 - Quizvraag

Hij heeft de (vinden) foto's weggelegd.
A
gevonden
B
gevonde
C
gevondden

Slide 19 - Quizvraag

De (vergroten) foto's heb ik ingelijst.
A
vergrote
B
vergroten
C
vergrootte
D
vergrootten

Slide 20 - Quizvraag

De (redden) jongen was heel erg bang geweest.
A
geredde
B
geredden
C
gerede

Slide 21 - Quizvraag