Have got

Have got
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Have got

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

have got
Have got = hebben

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hebben =
Have got / Has got
  • I have got
  • You have got
  • He has got
  • She has got
  • It has got
  • We have got
  • You have got
  • They have got

Slide 3 - Tekstslide

Begin met persoonlijke voornaamwoorden op het linkerbord doornemen.
Positive 



have got ...
you have got ...
he has got ...
she has got ...
it has got ...




We have got ...
You have got ...
They have got ...

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Negative

I haven't got (have not got)
You haven't got (have not got)
He / she / it hasn't got (has not got)
we haven't got (have not got)
You haven't got (have not got)
They haven't got (have not got)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Questions



have I got ... ?
have you got ... ?
has he got ... ?
has she got ... ?
has it got ... ?




have we got ... ?
have you got ... ?
have they got ... ?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

have got of has got?
A
You have got a nice classroom.
B
You has got a nice classroom.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

have got of has got?
A
We have got friends in the football team.
B
We has got friends in the football team.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

have got of has got?
A
My English teacher have got cool posters.
B
My English teacher has got cool posters.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

have got of has got?
A
Have Sam got the newspaper?
B
Has Sam got the newspaper?

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

have got of has got?
A
Sharon and Jess have got nice bikes.
B
Sharon and Jess has got nice bikes.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Turn the following sentence into a question:
You have got football today.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Use the short form of 'have got':
They ... (not - have got) three sisters.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Use the short form 'have got' :
My dad ... (not-have got) blue eyes.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

We _____ a ticket (not - have got) - short

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Use the short form of'have got' :
This city ... (not - have got) a museum.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

We ___ a problem. (have got) short
+

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

You ........ a present (have got) short
+

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Turn the following sentence into a question:
You have got a nice house.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet hoe ik have got moet gebruiken
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Deze slide heeft geen instructies