Engels Vooraf, Thema 2 Wonen, hoofdstuk 1

Engels - Vooraf
Thema 2 Wonen, hoofdstuk 1
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Engels - Vooraf
Thema 2 Wonen, hoofdstuk 1

Slide 1 - Tekstslide

Wonen
Wonen is permanent op één vaste plek leven. Deze plek is meestal een woning. In een woning heb je verschillende ruimtes en dingen staan. In dit hoofdstuk maken we je wegwijs in woorden die met wonen te maken hebben. 

De leerlingen leren informatie te verwerven uit eenvoudige gesproken en geschreven Engelse teksten.

Slide 2 - Tekstslide


Wat is dit volgens jou? 

Slide 3 - Open vraag

In wat voor huis zou jij willen wonen?

Slide 4 - Woordweb

0

Slide 5 - Video

Welke zin past het beste bij de foto?
Welke zin past het beste bij de foto?
A
Here is the big hall
B
Here is the living room
C
Here is the big kitchen

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Welke zin past het beste bij de foto
A
It is the living room
B
It is the kitchen
C
It is the toilet

Slide 8 - Quizvraag

Welke woord past het best bij de foto?
A
Bathroom
B
Attic
C
Hall

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord past het best bij de foto?
A
Hall
B
Shower
C
Of course

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

This or That?

Slide 12 - Tekstslide

Deze keuken
A
This kitchen
B
That kitchen

Slide 13 - Quizvraag

Dat huis
A
This house
B
That house

Slide 14 - Quizvraag

Die slaapkamer
A
This bedroom
B
That bedroom

Slide 15 - Quizvraag

Deze huiskamer
A
This living room
B
That living room

Slide 16 - Quizvraag

This is the bathroom
This is the kitchen
This is the bedroom
This is the living room

Slide 17 - Sleepvraag

Slide 18 - Tekstslide

Welke zin past het best bij de foto?
A
The book isn't on the table
B
The book is on the table
C
The book is on the couch

Slide 19 - Quizvraag

Welke zin past het best bij de foto?
A
This is the couch
B
This is the fridge
C
This is the dishwasher

Slide 20 - Quizvraag

Welk woord past het best bij de foto?
A
Mum
B
Fridge
C
Jacket

Slide 21 - Quizvraag

Welke woord past het best bij de foto?
A
Table
B
Couch
C
Jacket

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Work top
Closet
Chair 
Hatstand

Slide 24 - Sleepvraag

Washing machine
Bath
Toilet 
Wastpaper basket

Slide 25 - Sleepvraag

Dingen
Ruimtes
Bed
Chair
Fridge
Bathroom
Attic
Dishwasher
Table
Shower
Kitchen
Bedroom
Toilet
Hall

Slide 26 - Sleepvraag

Slide 27 - Tekstslide

colours
A
kleur
B
paars
C
keuken
D
kleuren

Slide 28 - Quizvraag

Red
Green
Yellow
Orange
Blue

Slide 29 - Sleepvraag