In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 90 min
Onderdelen in deze les
Goedemorgen!
Goed weekend gehad?
Slide 1 - Tekstslide
timer
20:00
Slide 2 - Tekstslide
Vandaag werken we aan:
SE1: spelling en formuleren
Je oefent je vaardigheid op het gebied van hoofdlettergebruik, leestekens en werkwoordspelling door opdrachten te maken.
SE4: schrijfvaardigheid (e-mail)
Je schrijft een zakelijke e-mail volgens de opdracht.
SE5: mondeling literatuur
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Zakelijke e-mail
Let op je taalgebruik!
Bijna alle schrijfproducten hebben dezelfde indeling. Welke?
In deze indeling heeft elk deel een functie. Wat voor?
Slide 5 - Tekstslide
Bovenkant van de brief/mail
Onderwerp: Niet vaag, maar specifiek (Onderwerp: 'Te laat' is vaag). Geen hele zin, maar enkele woorden.
Aanhef
Hierna komt de briefinhoud.
Let op: tussen elke alinea een witregel schrijven!
Slide 6 - Tekstslide
Inleiding: waarom schrijf je?
Voorbeelden:
Morgen kan ik niet op tijd zijn en daarom mail ik je.
Helaas moet ik melden dat ik morgen te laat ben bij ons stage- evaluatiegesprek.
Slide 7 - Tekstslide
Kern: meer informatie
Zouden jullie mijn abonnement wat groter kunnen maken, hier betaal ik uiteraard gewoon voor maar om helemaal een nieuw abonnement aan te vragen vond ik niet nodig want het bellen etc is super en genoeg.
Slide 8 - Tekstslide
SLOT: afsluitende zin
Ook zou ik graag onbeperkt bellen willen bij Intertel.
Met vriendelijke groet,
Ricardo van der Steen.
Type slot?
X
X
Slide 9 - Tekstslide
Opdracht
Je krijgt een kaartje met daarop een onderwerp. Schrijf in 2 zinnen een inleiding, zonder het onderwerp te noemen.
De blaadjes worden ingenomen en verdeeld.
Schrijf in 2 zinnen een kern.
De blaadjes worden ingenomen en verdeeld.
Schrijf in 2 zinnen een slot.
De tekst wordt teruggegeven aan de eerste schrijver.
timer
3:00
Slide 10 - Tekstslide
Les 24
Slide 11 - Tekstslide
Aan de slag!
Maak les 24, Kern, blz. 52-53
Lever je mail in bij de docent.
Gedaan?
Oefen je werkwoordspelling (22)
hoofdlettergebruik (23)
leestekens (23)
Oefenbladen op tafel.
Slide 12 - Tekstslide
Vandaag heb je gewerkt aan:
SE1: spelling en formuleren
Hoofdlettergebruik, leestekens en werkwoordspelling.
SE4: schrijfvaardigheid
Zakelijke e-mail.
SE5: mondeling literatuur
Verder gelezen in je boek.
Extra oefenen?
Oef.21-24
2.3: hfdlttrs+lstkns
Slide 13 - Tekstslide
Donderdag 19 oktober
Wat gaan we vandaag doen?
Oefenen met signaalwoorden (quiz)
Je leert van de fouten uit de opdrachten van de vorige les (quiz)
Slide 14 - Tekstslide
timer
15:00
Slide 15 - Tekstslide
Autobiografisch
Surinaamse Sandra
Gymnasium
Armoede
Anders zijn
Eerlijke kijk met humor
Slide 16 - Tekstslide
Familiebanden
Gerson raakt blind door auto-ongeluk
3 stemmen: tweeling, Gerson, hond
Beeldend taalgebruik: omschrijft gedetailleerd
Slide 17 - Tekstslide
Avonturen
14-jarige Emilia
Vader
New York
Orkaan Sandy
Geschreven na orkaan
Slide 18 - Tekstslide
Jeugdthriller
Jongen zonder geheugen
Amerika
Futurisme
Slide 19 - Tekstslide
Psychologie
Lukas (16)
Broer is overleden
Dagboek
Familierelaties
Slide 20 - Tekstslide
Moeder en zoon Otis (17)
Criminaliteit in een flat
Spannend
Humoristisch
Bijlmer (culturen)
Slide 21 - Tekstslide
Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'tijd'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan
Slide 22 - Quizvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
daarnaast
C
echter
D
zo
Slide 23 - Quizvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor samenvatting?
A
al met al
B
dus
C
ten slotte
D
met andere woorden
Slide 24 - Quizvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan
Slide 25 - Quizvraag
Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'opsomming'?
A
en
B
ook
C
daarna
D
tevens
Slide 26 - Quizvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een voorwaarde?
A
met het doel
B
Maar
C
Mits
D
kortom
Slide 27 - Quizvraag
Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor een tegenstelling?
A
terwijl
B
maar
C
tegenover
D
daarentegen
Slide 28 - Quizvraag
Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor een opsomming?
A
en
B
ook
C
daarna
D
daarnaast
Slide 29 - Quizvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een voorwaarde?
A
dan ook
B
zo
C
Als ... dan
D
dat houdt in
Slide 30 - Quizvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een toelichting?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
dat wil zeggen
Slide 31 - Quizvraag
Vragen van 027:
Slide 32 - Tekstslide
Wat is de juiste schrijfwijze?
A
misschien
B
mischien
Slide 33 - Quizvraag
Wat is de juiste schrijfwijze?
A
bevreiden
B
bevrijden
Slide 34 - Quizvraag
Wat is de juiste schrijfwijze?
A
Ik zag jou laatst in de stad.
B
Ik zag jou laats in de stad.
Slide 35 - Quizvraag
Zorg dat u op tijd vertrekt en uw auto.....
A
controleert
B
controleerd
Slide 36 - Quizvraag
Wat is de juiste schrijfwijze?
A
email
B
e-mail
C
e-maill
Slide 37 - Quizvraag
Vragen 028
Slide 38 - Tekstslide
Hagel zijn een soort ijsstenen en .... .... uit de lucht als er storm is.
A
dat komt
B
die komt
C
dat komen
D
die komen
Slide 39 - Quizvraag
Dit is een apparaat.....je gebruikt op school.
A
die
B
dat
Slide 40 - Quizvraag
Wat is juist?
A
Het kost duur.
B
Het is duur.
Slide 41 - Quizvraag
Inloggen
Werken aan het leesverslag (19 oktober inleveren)
Werken aan je spellingsvaardigheid (SE1: 9 november)