Week 23 - les 2

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Le programme:

* Répéter bloc I
* Au travail!
* Bloc F: écouter
* Vocabulaire E et F
* La fin

Aan het einde van de les:

* kan je aangeven waar het bijv. nw. staat in de zin en hoe het gevormd wordt.
* kan je zelfstandig aan de slag met een paar opdrachten.
* kan je  belangrijke informatie uit een luisterfragment halen zoals wie/wat/waar/wanneer/waarom. 
* kan je nieuwe zinnen maken met bloc E en F.


Slide 2 - Tekstslide

Le programme:

* Répéter bloc I
* Au travail!
* Bloc F: écouter
* Vocabulaire E et F
* La fin

Aan het einde van de les:

* kan je aangeven waar het bijv. nw. staat in de zin en hoe het gevormd wordt.
* kan je zelfstandig aan de slag met een paar opdrachten.
* kan je  belangrijke informatie uit een luisterfragment halen zoals wie/wat/waar/wanneer/waarom. 
* kan je nieuwe zinnen maken met bloc E en F.


Slide 3 - Tekstslide

Zet het bijv. nw. in de goede vorm en op de goede plek. Neem alles over:
la ____ chanteuse______ (bon)

Slide 4 - Open vraag

Zet het bijv. nw. in de goede vorm en op de goede plek. Neem alles over:
ma ____ tante ______ (curieux)

Slide 5 - Open vraag

Zet het bijv. nw. in de goede vorm en op de goede plek. Neem alles over:
les ____ garçons ______ (beau)

Slide 6 - Open vraag

Zet het bijv. nw. in de goede vorm en op de goede plek. Neem alles over:
une ____ voiture ______ (beau)

Slide 7 - Open vraag

Zet het bijv. nw. in de goede vorm en op de goede plek. Neem alles over:
une____ dame______ (vieux)

Slide 8 - Open vraag

Zet het bijv. nw. in de goede vorm en op de goede plek. Neem alles over:
son ____ père ______ (jeune)

Slide 9 - Open vraag

Zet het bijv. nw. in de goede vorm en op de goede plek. Neem alles over:
les ____ filles ______ (sportif)

Slide 10 - Open vraag

Zet het bijv. nw. in de goede vorm en op de goede plek. Neem alles over:
les ____ lunettes ______ (grand)

Slide 11 - Open vraag

C'était comment?
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

Le programme:

* Répéter bloc I
* Au travail!
* Bloc F: écouter
* Vocabulaire E et F
* La fin

Aan het einde van de les:

* kan je aangeven waar het bijv. nw. staat in de zin en hoe het gevormd wordt.
* kan je zelfstandig aan de slag met een paar opdrachten.
* kan je  belangrijke informatie uit een luisterfragment halen zoals wie/wat/waar/wanneer/waarom. 
* kan je nieuwe zinnen maken met bloc E en F.


Slide 13 - Tekstslide

Au travail!
* Faites ex. 32abc et 33. Werk verder met de opdrachten. Wat je nu doet, hoef je thuis niet te doen :)
* Temps: 10 minutes.
* Questions? Posez-les!
* Prêt? -> apprenez vocabulaire E et F.

Slide 14 - Tekstslide

Le programme:

* Répéter bloc I
* Au travail!
* Bloc F: écouter
* Vocabulaire E et F
* La fin

Aan het einde van de les:

* kan je aangeven waar het bijv. nw. staat in de zin en hoe het gevormd wordt.
* kan je zelfstandig aan de slag met een paar opdrachten.
* kan je belangrijke informatie uit een luisterfragment halen zoals wie/wat/waar/wanneer/waarom. 
* kan je nieuwe zinnen maken met bloc E en F.


Slide 15 - Tekstslide

Bloc F
On fait ex. 23 (p. 21 WB).

Instructie ex. 23b et 23c. 
On écoute le fragment deux fois!
Hoe zou je dit aanpakken?

Slide 16 - Tekstslide

Le programme:

* Répéter bloc I
* Au travail!
* Bloc F: écouter
* Vocabulaire E et F
* La fin

Aan het einde van de les:

* kan je aangeven waar het bijv. nw. staat in de zin en hoe het gevormd wordt.
* kan je zelfstandig aan de slag met een paar opdrachten.
* kan je belangrijke informatie uit een luisterfragment halen zoals wie/wat/waar/wanneer/waarom. 
* kan je nieuwe zinnen maken met bloc E en F.


Slide 17 - Tekstslide

Vocabulaire E et F (p. 40/41 WB)
- Bekijk zelfstandig de woorden. Van welke woorden weet je niet hoe je ze uit moet spreken? Kruis die aan. Daarna bespreken we dit klassikaal.

Let op: celui/celle.

Slide 18 - Tekstslide

Traduisez à deux:
1. L'équitation n'est pas ennuyeuse, c'est pour le plaisir.
2. Il va convaincre son père.
3. On a mis beaucoup d'effort et de force au match.
4. Jullie spelen viool.
5. Ik heb verloren.
6. Wij hebben gebasketbald.
7. Ik zwem.
8. Zij turnt.
timer
7:00

Slide 19 - Tekstslide

Corrigez:
1. De paardrijsport is niet saai/vervelend, het is voor de lol.
2. Hij gaat zijn vader overtuigen.
3. Wij hebben veel moeite en kracht in de wedstrijd gestopt.
4. Vous jouez du violon.
5. J'ai perdu.
6. On a fait du basket. / Nous avons fait du basket.
7. Je fais de la natation.
8. Elle fait de la gym.

Slide 20 - Tekstslide

Le programme:

* Répéter bloc I
* Au travail!
* Bloc F: écouter
* Vocabulaire E et F
* La fin

Aan het einde van de les:

* kan je aangeven waar het bijv. nw. staat in de zin en hoe het gevormd wordt.
* kan je zelfstandig aan de slag met een paar opdrachten.
* kan je belangrijke informatie uit een luisterfragment halen zoals wie/wat/waar/wanneer/waarom. 
* kan je nieuwe zinnen maken met bloc E en F.


Slide 21 - Tekstslide

La fin!
Les devoirs
Faire: ex. 32abc et 33.
Apprendre: vocabulaire E et F.

Slide 22 - Tekstslide