week 5

This lesson:
Together: (15 min)
  • Welcome + video


  •     
  • new words: DIY


  • Adjectives and adverbs



 
By yourself (30 min):
- unit 5.4 ex. 2 +4
A2: 
  •  Understanding simple and well-structured short instructions
  • Understanding simple rules and regulations
By yourself (15 min):
- Unit 5.4 ex. 1,3,5,6+10 (reading)
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

This lesson:
Together: (15 min)
  • Welcome + video


  •     
  • new words: DIY


  • Adjectives and adverbs



 
By yourself (30 min):
- unit 5.4 ex. 2 +4
A2: 
  •  Understanding simple and well-structured short instructions
  • Understanding simple rules and regulations
By yourself (15 min):
- Unit 5.4 ex. 1,3,5,6+10 (reading)

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

To do: 
Reading: understanding simple instructions
  • Unit 5.4 ex. 1, 3, 5, 6 + 10

Slide 4 - Tekstslide

Next: new words
- 4 questions - 

Slide 5 - Tekstslide

Which word doesn't fit?
A
paint
B
drill
C
hammer
D
axe

Slide 6 - Quizvraag

Which word doesn't fit?
A
screw
B
nail
C
instruction
D
rope

Slide 7 - Quizvraag

Which word doesn't fit?
A
safety goggles
B
dusk mask
C
socks
D
gloves

Slide 8 - Quizvraag

This is a screwdriver
A
B
C
D

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

New words: pronunciation
Listen to the English words
repeat the English words

Slide 11 - Tekstslide

Adjectives and adverbs

Slide 12 - Tekstslide

Which sentence is correct?
A
He dances beautiful.
B
He dances beautifully.

Slide 13 - Quizvraag

Rashida
... cut the cardboard with a knife.
A
careful
B
carefully

Slide 14 - Quizvraag

The drill is a very ... tool.
A
powerful
B
powerfully

Slide 15 - Quizvraag

zegt iets over hoe iets IS
zegt iets over hoe je iets DOET
You sing beautifully.
That painting is beautiful.

Slide 16 - Sleepvraag

So how does it work?

Slide 17 - Tekstslide

To do:
  • unit 5.4 ex. 2+4 (covab)
  • adjectives & adverbs practise

Slide 18 - Tekstslide

Next: Making sentences
- 3 questions -

Slide 19 - Tekstslide

Welk woord past het beste?

I .... be home at 11 o'clock.
A
must
B
have to
C
has to
D
should

Slide 20 - Quizvraag

Welk woord past het best?
You ... let the cake cool before you cut it.
A
must
B
have to
C
has to
D
should

Slide 21 - Quizvraag

You MUST take your pills.
This is one of the most important questions we HAVE TO answer.
You SHOULD finish your homework first.
MOETEN
MOET ECHT
ZOU EIGENLIJK MOETEN (advies)

Slide 22 - Sleepvraag

Have to & should
Have to wordt gebruikt om aan te geven dat iemand iets moet doen. Het is dan verplicht.

Should wordt gebruikt om iemand advies te geven wanneer het niet verplicht is. Je zegt dan dus dat het goed/verstandig is om iets op een bepaalde manier te doen.

Slide 23 - Tekstslide

Must

Must gebruik je wanneer de spreker zelf vindt dat iets gedaan moet worden, naar hun eigen mening. 

Ook gebruik je must wanneer je iemand iets sterk wilt aanraden, maar het geen verplichting is.

Slide 24 - Tekstslide

to give advice
to tell people to do something (really important)
to tell people to do something (informal)
should
have/has to
must

Slide 25 - Sleepvraag