Havo 3 formatieve toets christendom
1 / 38
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Een andere naam voor 'godsdienst' en 'geloof ' (zonder het lidwoord te noemen) is...
Slide 2 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Christus is Grieks voor ...
A
bijzondere
B
gezalfde
C
Kind
D
God
Slide 3 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Als iemand christen is, wat betekent dat dan?
Slide 4 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat zijn de vier hoofdstromingen binnen het christendom?
A
Rooms-Katholiek, Westers-orthodox, Protestant, Anglicaan
B
Rooms-Katholiek, Joods-orthodox, Protestant, Anglicaan
C
Rooms-Katholiek, Oosters-orthodox, Protestant, Anglicaan
D
Rooms-Katholiek, Westers-orthodox, Lutheraan, Anglicaan
Slide 5 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Katholiek betekent
A
christelijk
B
westers
C
algemeen
D
bijzonder
Slide 6 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe heeft Maarten Luther laten blijken dat hij het oneens was met de Rooms-katholieke kerk?
A
Door 95 keer een brief te schrijven aan de Paus.
B
Door de Bijbel te vertalen in 95 talen.
C
Door 95 keer met de Paus in gesprek te gaan.
D
Door 95 stellingen op een kerkdeur te spijkeren.
Slide 7 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welke verschillen zijn tussen R.K.-kerken en protestantse kerken?
(Meerdere antwoorden mogelijk)
(Meerdere antwoorden mogelijk)
A
de aankleding van de kerk (beelden en kunst)
B
de aanwezigheid van een paaskaars
C
de aanwezigheid van een Godslamp
D
de aanwezigheid van een mariabeeld
Slide 8 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Leg het symbool uit. Waar staan de verschillende onderdelen voor?
Slide 9 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Sleep de waarde (paarse blokje) naar de levensbeschouwing waar het bij hoort.
Wijsheid
Verantwoordelijkheid
Naastenliefde
Rechtvaardigheid
Nederigheid
Slide 10 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
Geboorte van Jezus
Kruisiging van Jezus
De dag dat Jezus is opgestaan uit de dood
Jezus wordt opgenomen in de hemel
Heilige Geest wordt uitgestort
Kerst
Goede Vrijdag
Pasen
Hemelvaart
Pinksteren
Slide 11 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
Pinksteren is
A
40 dagen na Pasen
B
50 dagen na Pasen
C
40 dagen na Hemelvaart
D
10 dagen voor Hemelvaart
Slide 12 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Zet de feestdagen op de goede volgorde
1
2
3
4
Hemelvaartsdag
Pinksteren
Kerst
Pasen
Slide 13 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat gebeurt er in de kerk op Aswoensdag?
A
De oude palmtakken worden verbrandt en je krijgt een askruisje.
B
Je moet naar de priester gaan en vertellen over je fouten.
C
Je krijgt een kruisje met olie op je hoofd.
D
Je moet assen meebrengen en deze aan de priester geven.
Slide 14 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Het aantal christenen in Nederland....
A
stijgt
B
daalt
Slide 15 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welke van onderstaande woorden is een sacrament in de Katholieke Kerk?
A
Doop
B
Huwelijk
C
Ziekenzalving
D
Alle drie (A, B en C)
Slide 16 - Quizvraag
Sacramenten worden in de katholieke Kerk omschreven als waarneembare en werkzame tekenen waarin God de mens raakt. Sacramenten houden ook een opdracht in: zelf zichtbaar teken te worden van God.
Alle 7: doop, vormsel, heilige communie, verzoening, ziekenzalving, huwelijk, priesterwijding
Wat is een sacrament?
A
Een heilig stukje stof
B
Een heilige handeling
C
Een heilig ding
D
Een moment in je leven
Slide 17 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoeveel sacramenten zijn er in de Protestante Kerk?
A
2
B
6
C
7
D
8
Slide 18 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoeveel dagen na Pasen is Hemelvaart?
A
3
B
10
C
40
D
50
Slide 19 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Waar begint in Nederland de jaartelling mee?
A
Val van Rome
B
Schepping van de aarde
C
Geboorte van Jezus
D
Het eerste paasfeest
Slide 20 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wanneer splitsten de protestanten zich af van de katholieke kerk?
A
Ongeveer 500 jaar geleden
B
Ongeveer 1500 jaar geleden
C
Ongeveer 1000 jaar geleden
D
Ongeveer 100 jaar geleden
Slide 21 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is het vormsel in de Rooms Katholieke kerk?
(Kies het meest juiste antwoord)
(Kies het meest juiste antwoord)
A
Je ontvangt de doop
B
Je gaat dan bij de kerk horen en krijgt een zegen
C
Je krijgt dan als eerste keer de eucharistie
D
Je krijgt een zegen van de priester
Slide 22 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat zijn christelijke feesten?
A
Palmpasen, Allerzielen, Carnaval
B
Driekoningen, kerst, oud en nieuw
C
Pinksteren, Hemelvaart, Aswoensdag
D
Goede vrijdag, Pasen, 4 en 5 mei
Slide 23 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
welke sacramenten en symbolen kom je tegen in deze protestantse dienst?
Slide 24 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
De hoogste leider van de Katholieke kerk is...
A
de patriarch
B
de kardinaal
C
de paus
D
de bisschop
Slide 25 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
De Orthodoxe Kerk vinden we vooral in...
A
West-Europa
B
Oost-Europa
C
Latijns-Amerika
D
Azië
Slide 26 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Leg uit waarom de naam van onze school past bij onze christelijke identiteit. Leg ook uit wat de naam betekent.
Slide 27 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat voor kerk zie je hier?
A
Een katholieke kerk
B
Een Oosters-Orthodoxe kerk
C
Een protestantse kerk
D
Een synagoge
Slide 28 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat voor kerk zie je hier?
A
Een katholieke kerk
B
Een Oosters-Orthodoxe kerk
C
Een protestantse kerk
D
Een synagoge
Slide 29 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welk ritueel is géén Katholiek sacrament?
A
De doop
B
De ziekenzalving
C
De eucharistie
D
De paasviering
Slide 30 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Noem de twee protestantse sacramenten
Slide 31 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Het sterven van Christus wordt herdacht op het feest...
A
Pasen
B
Witte Donderdag
C
Goede Vrijdag
D
Stille Zaterdag
Slide 32 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat wordt bedoeld met de vastentijd?
A
Een tijd zonder zomer- en wintertijd
B
De tijd vóór kerst
C
De tijd vóór Pasen
D
De tijd tussen Pasen en Hemelvaart
Slide 33 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat betekent het woord ritueel?
A
godsdienstig symbool
B
godsdienstig kenmerk
C
godsdienstig gebruik
D
godsdienstig persoon
Slide 34 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is geen voorbeeld van een ritueel?
A
doop
B
avondmaal
C
naamdag vieren
D
huwelijk
Slide 35 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Een kerkelijk ritueel noem je een....
Slide 36 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Voeg de juiste tekst bij de juiste afbeelding.
Slide 37 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
katholieke kerk
protestantse kerk
Plaats de afbeelding bij de kerk waar deze bij hoort.
Slide 38 - Sleepvraag
Deze slide heeft geen instructies
