Les 42: woordherhaling vermijden in teksten

• Nederlands
• Secundair onderwijs

Dit is Tom,

en Tom heeft een groot probleem.

Tom kreeg onderstaand berichtje van zijn beste vriendin Tina:

Wat bedoelt Tina met haar berichtje?

Ik zit momenteel op de bank in de bank.

homoniemen

Woorden die in betekenis verschillen, maar:

• gelijk klinken + zelfde schrijfwijze hebben,
• gelijk klinken & verschillende schrijfwijze hebben,
• verschillend klinken + zelfde schrijfwijze hebben.

Gisteren ging ik naar de winkel met mijn moeder. Mijn moeder kocht in de winkel melk. Mijn moeder kocht in de winkel kaas. Mijn moeder kocht in de winkel yoghurt. Gisteren ging ik na het winkelen naar huis met mijn moeder. Ik ging naar de koelkast. Ik stopte de melk in de koelkast. Ik stopte de kaas in de koelkast. Ik stopte de yoghurt in de koelkast.

Wat loopt er mis in de uitleg van Tom?

Gisteren ging ik naar de winkel met mijn moeder. Mijn moeder kocht in de winkel melk. Mijn moeder kocht in de winkel kaas. Mijn moeder kocht in de winkel yoghurt. Gisteren ging ik na het winkelen naar huis samen met mijn moeder. Ik ging naar de koelkast. Ik stopte de melk in de koelkast. Ik stopte de kaas in de koelkast. Ik stopte de yoghurt in de koelkast.

Woordherhaling vermijden

Veelvuldig gebruik van dezelfde woorden in één tekst kunnen:

• storend zijn,
• een tekst minder aantrekkelijk maken,
• saai zijn.

Gisteren ging ik naar de winkel met mijn moeder. Mijn moeder kocht in de winkel melk.

Gisteren ging ik naar de winkel met mijn moeder. Ze kocht er melk.

voornaamwoorden en andere verwijswoorden

Ik ging naar de koelkast. Ik stopte de melk in de koelkast. Ik stopte de kaas in de koelkast. Ik stopte de yoghurt in de koelkast.

Ik ging naar de koelkast. Ik stopte de melk in ijskast. Ik stopte de kaas in de frigo. Ik stopte de yoghurt in de koeling.

synoniemen

Mijn moeder kocht in de winkel melk. Mijn moeder kocht in de winkel kaas. Mijn moeder kocht in de winkel yoghurt. 

overkoepelend begrip = hyperoniem

Mijn moeder kocht zuivelproducten in de winkel .

Mijn moeder kocht in de winkel melk. Mijn moeder kocht in de winkel kaas. Mijn moeder kocht in de winkel yoghurt. 

onderliggend begrip = hyponiem

Melk, kaas en yoghurt zijn hyponiemen.

hyperoniem <-> hyponiem

DIEREN

vogels

mus

Help Tom met het herformuleren van volgende zinnen:

Samantha ging naar het park. Samantha at er een ijsje.

Ik eet niet graag bloemkool, spruitjes, broccoli, tomaten, witloof en rode kool.

Tijdens de les godsdienst leren wij over godsdienst.

Op het volgende scherm verschijnt een link. 

Maak de oefening. Let op:

• sluit jouw handboek,
• overleg niet met een buur.

Ben je klaar? Volg dan de instructies op het scherm.

www.bookwidgets.com

woordherhaling vermijden

HOE?	WAT?
homoniemen	Dezelfde betekenis.
verwijzen	Verwijswoorden.
synoniemen	Min of meer dezelfde betekenis.
hyperoniem	Overkoepelend begrip.
hyponiem	Onderliggend begrip.

Waarom vermijden we woordherhaling in teksten?