2vp - 2425 - herhaling werkwoorden
beoordeling défilé teruggeven
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
beoordeling défilé teruggeven
Slide 1 - Tekstslide
12 febr: toets grammatica (weging 2x)
Slide 2 - Tekstslide
12 febr: toets grammatica (weging 2x)
Ch 1 bron D - passé composé (page 53)
bron H - bezittelijk voornaamwoord (page 53)
Ch 2 bron D - bijvoeglijk naamwoord (page 91 & 162/163)
bron H - werkwoorden op 'er' (page 91)
Ch 3 bron D - aanwijzend voornaamwoord (page 131)
bron H - werkwoorden vouloir & pouvoir (page 131)
Slide 3 - Tekstslide
12 febr: toets grammatica (weging 2x)
Ch 1 bron D - passé composé (page 53)
bron H - bezittelijk voornaamwoord (page 53)
Ch 2 bron D - bijvoeglijk naamwoord (page 91 & 162/163)
bron H - werkwoorden op 'er' (page 91)
Ch 3 bron D - aanwijzend voornaamwoord (page 131)
bron H - werkwoorden vouloir & pouvoir (page 131)
Slide 4 - Tekstslide
Ik kijk een film.
Jij kijkt een film.
Wij hebben een film gekeken.
Slide 5 - Tekstslide
REGARDER regard-
Ik kijk een film.
Jij kijkt een film.
Wij hebben een film gekeken.
Slide 6 - Tekstslide
Ik kijk een film. Je regarde un film.
Jij kijkt een film. Tu regardes un film.
Wij hebben een film gekeken.
Slide 7 - Tekstslide
je
tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
-e
-es
-e
-ons
-ez
-ent
+
Slide 8 - Tekstslide
Ik kijk een film. Je regarde un film.
Jij kijkt een film. Tu regardes un film.
wij hebben een film gekeken.
Slide 9 - Tekstslide
Ik kijk een film. Je regarde un film.
Jij kijkt een film. Tu regardes un film.
Wij hebben een film gekeken. On a regardé un film.
Nous avons regardé un film.
Slide 10 - Tekstslide
Ik kijk een film. Je regarde un film.
Jij kijkt een film. Tu regardes un film.
Wij hebben een film gekeken. On a regardé un film.
Nous avons regardé un film.
Slide 11 - Tekstslide
Ik kijk een film. Je regarde un film.
Jij kijkt een film. Tu regardes un film.
Wij hebben een film gekeken. On a regardé un film.
Nous avons regardé un film.
Hij wil een film kijken.
Slide 12 - Tekstslide
Ik kijk een film. Je regarde un film.
Jij kijkt een film. Tu regardes un film.
Wij hebben een film gekeken. On a regardé un film.
Nous avons regardé un film.
Hij wil een film kijken. Il veut regarder un film.
Slide 13 - Tekstslide
passé composé onregelmatig
AVOIR (hebben): ik heb een ongeluk gehad
FAIRE (maken, doen): ik heb een foto gemaakt
Slide 14 - Tekstslide
passé composé onregelmatig
AVOIR (hebben): ik heb een ongeluk gehad
FAIRE (maken, doen): ik heb een foto gemaakt
Slide 15 - Tekstslide
passé composé onregelmatig
AVOIR (hebben): ik heb een ongeluk gehad
FAIRE (maken, doen): ik heb een foto gemaakt
Slide 16 - Tekstslide
passé composé onregelmatig
AVOIR (hebben): ik heb een ongeluk gehad j'ai eu un accident
FAIRE (maken, doen): ik heb een foto gemaakt
Slide 17 - Tekstslide
passé composé onregelmatig
AVOIR (hebben): ik heb een ongeluk gehad j'ai eu un accident
FAIRE (maken, doen): ik heb een foto gemaakt j'ai fait une photo
Slide 18 - Tekstslide
Maak het werkblad
Ch 1 bron D - passé composé (page 53)
bron H - bezittelijk voornaamwoord (page 53)
Ch 2 bron D - bijvoeglijk naamwoord (page 91 & 162/163)
bron H - werkwoorden op 'er' (page 91)
Ch 3 bron D - aanwijzend voornaamwoord (page 131)
bron H - werkwoorden vouloir & pouvoir (page 131)
Slide 19 - Tekstslide
Hier, il (regarder) __________ un film à la télévision.
Elle (écouter) __________ la musique toute la journée hier.
Tu (travailler) __________ beaucoup la semaine dernière.
Les enfants (jouer) __________ dans le parc hier après-midi.
J'(visiter) __________ mes grands-parents le week-end dernier.
Nous (chanter) __________ une chanson hier soir.
Vous (aimer) __________ le nouveau restaurant que nous avons découvert.
Il (étudier) __________ pendant des heures hier pour son examen.
Hier, il (regarder) ________________________________________ un film à la télévision.
Elle (écouter) _________________________________ la musique toute la journée hier.
Tu (travailler) ___________________________________ beaucoup la semaine dernière.
Les enfants (jouer) ________________________________ dans le parc hier après-midi.
J'(visiter) ______________________________ mes grands-parents le week-end dernier.
Nous (chanter) ___________________________________________ une chanson hier soir.
Vous (aimer) ____________________________________ le nouveau restaurant que nous avons découvert.
Il (étudier) ____________________________ pendant des heures hier pour son examen.
Slide 20 - Tekstslide
Oefenen voor grammatica-toets
Chapitre 4, vanaf page 138:
- ex 4bc, 6 .................................p. 53 (passé composé)
- ex 5 ................................p. 53 (bezittelijk vmw)
- ex 10ab .................................p. 91 ( ww op -er)
- ex 11a,b .................................p. 162/163 (bijv. nw)
- ex 16a,b .................................p. 131 (vouloir/pouvoir)
- ex 17 ................................p. 131 (aanw. vnw)
Lees de theorie
Controleer & verbeter je antwoorden! (Classroom: Chapitre 4)
