H4 Spelling

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Zorg dat je startklaar bent
Huiswerk open op tafel. Leesboek, pen, en aantekeningenschrift. Chromebook dicht op tafel.

 
Oortjes in je tas.  



Welkom bij 
Nederlands

Slide 2 - Tekstslide

timer
1:00

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik kan een pleonasme, contaminatie of tautologie herkennen. 
  • Ik herken of er sprake is van een stijlfiguur of een stijlfout. 
  • Ik weet het verschil tussen een afkorting en een verkorting. 
  • Ik weet wat een letterwoord is.
  • Ik weet wat een initiaalwoord is. 
  • Ik kan een afkorting, verkorting, letterwoord en initiaalwoord op de juiste manier spellen. 
  • Ik weet waar ik moet zijn en hoe laat voor de finale van de Scholenwedstrijd De Jonge Stadsdichter 2024

Slide 4 - Tekstslide

Finale - Koen - 25 januari vanaf 14:00 uur
  • 14 - 16 uur, centrale bibliotheek Den Haag.
  • 12.55 vertrek vanuit school.
  • Gezamenlijk vanuit school reizen met OV en benenwagen.
  • Begeleiding meneer Los naar bieb.
  •  Terug naar school met mevr. Verweij of zelfstandig naar huis. 
  • Ov-chipkaart niet vergeten.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Stijlfiguur of stijlfout?

Stijlfiguur: versterkt het effect - is correct.

Stijlfout: onnodige herhaling - is incorrect.

Slide 7 - Tekstslide

Hij maakt onderdeel uit van onze vriendengroep.
A
Tautologie
B
Pleonasme
C
Contaminatie

Slide 8 - Quizvraag

Vaak en dikwijls gebeurt het.
A
pleonasme
B
tautologie
C
contaminatie

Slide 9 - Quizvraag

Wees een beetje spaarzaam! Je moet een appeltje achter de hand houden.
A
Contaminatie
B
Pleonasme
C
Tautologie

Slide 10 - Quizvraag

De koers van bitcoin is naar beneden gekelderd in de afgelopen week.
A
pleonasme + stijlfout
B
tautologie + stijlfout
C
pleonasme + stijlfiguur
D
tautologie + stijlfiguur

Slide 11 - Quizvraag

Natuurlijk controleren we vanzelfsprekend de antwoorden.
A
pleonasme + stijlfiguur
B
tautologie + stijlfout
C
pleonasme + stijlfout
D
tautologie + stijlfiguur

Slide 12 - Quizvraag

Lees dat eens hardop voor!
A
pleonasme + stijlfout
B
tautologie + stijlfiguur
C
pleonasme + stijlfiguur
D
tautologie + stijlfout

Slide 13 - Quizvraag

Ze zijn identiek gelijk aan elkaar.
A
pleonasme + stijlfout
B
tautologie + stijlfout
C
pleonasme + stijlfiguur
D
tautologie + stijlfiguur

Slide 14 - Quizvraag

H4 Spelling
Afkortingen
Letterwoord
Initiaalwoord
Verkorting
Symbool

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Waar staat de afkorting 'ir.' voor?

Slide 17 - Open vraag

Waar staat het letterwoord 'pin' voor?

Slide 18 - Open vraag

Waar staat het initiaalwoord 'wc' voor?

Slide 19 - Open vraag

Waar staat de verkorting 'Benelux' voor?

Slide 20 - Open vraag

Afkortingen
  • Een afkorting is de weergave van een woord(groep) door een beperkt aantal (begin)letters, die je uitspreekt als het oorspronkelijke woord.
  • m.a.w. (spreek uit: met andere woorden)
  • z.s.m. (spreek uit: zo snel mogelijk)

Slide 21 - Tekstslide

Schrijfwijze van afkortingen
  • Een afkorting schrijf je met een of meer punten. Je gebruikt een hoofdletter als die ook in het oorspronkelijke woord voorkomt.
  • blz. (bladzijde)
  • i.v.m. (in verband met)
  • Z.K.H. (Zijne Koninklijke Hoogheid)

Slide 22 - Tekstslide

Symbolen
  • Een symbool is een notatie van een wetenschappelijk begrip, een eenheid of een valuta (betaalmiddel). 
  • De schrijfwijze is vaak internationaal. Ook als je een symbool leest, spreek je het hele woord uit waar het voor staat.
  • Mg (magnesium)
  • km/h (kilometer per uur)

Slide 23 - Tekstslide

Schrijfwijze van symbolen
  • Een symbool schrijf je zonder punt. 
  • Je gebruikt de hoofdletters of kleine letters die internationaal zijn afgesproken. 

  • MHz (megahertz)
  • NOK (Noorse Kroon)
  • CO2 (koolstofdioxide)

Slide 24 - Tekstslide

Letterwoorden 
  • Bestaat uit de eerste letters van een naam of woordgroep. 
  • Als je ze voorleest, spreek je de korte vorm uit, niet de gehele naam of woordgroep waar het voor staat.
  • havo (spreek uit: haavoo, niet h-a-v-o : hoger algemeen voortgezet onderwijs
  • vip (spreek uit: vip, niet v-i-p): very important person

Slide 25 - Tekstslide

Schrijfwijze letterwoorden 
  • Een letterwoord schrijf je zonder punt. (pin)
  • Je gebruikt een hoofdletter als die ook in het oorspronkelijke woord voorkomt. (MinBuZa)
  • Als een organisatie zelf een schrijfwijze hanteert, dan respecteer je die schrijfwijze. BuZa ((Ministerie van)Buitenlandse Zaken)

Slide 26 - Tekstslide

Initiaalwoorden
  • Bestaat uit de eerste letters van een naam of woordgroep.
  • Spreek je uit als een stel losse letters.
  • pc : personal computer
  • NS: Nederlandse Spoorwegen 
  • apk : algemene periodieke keuring

Slide 27 - Tekstslide

Schrijfwijze initiaalwoorden
  • Een initiaalwoord schrijf je zonder punt. 
  • Je gebruikt een hoofdletter als die ook in het oorspronkelijke woord voorkomt. 
  • btw (belasting over de toegevoegde waarde)
  • wc (watercloset)

Slide 28 - Tekstslide

Verkorting
  • Een verkorting is opgebouwd uit een of meer (delen van) lettergrepen.
  • horeca (hotels, restaurants, cafés)
  • airco (airconditioning)

Slide 29 - Tekstslide

Schrijfwijze verkortingen
  • Verkortingen schrijf je alsof het gewone woorden zijn. 
  • Als het om een eigennaam gaat, schrijf je een hoofdletter. 
  • info (informatie)

Slide 30 - Tekstslide

Wat is KLM?
A
afkorting
B
letterwoord
C
initiaalwoord
D
verkorting

Slide 31 - Quizvraag

Wat is z.g.a.n.?
A
afkorting
B
letterwoord
C
initiaalwoord
D
verkorting

Slide 32 - Quizvraag

Wat is prof.?
A
afkorting
B
letterwoord
C
initiaalwoord
D
verkorting

Slide 33 - Quizvraag

Wat is btw?
A
een afkorting
B
een verkorting
C
een letterwoord
D
een initiaalwoord

Slide 34 - Quizvraag

Puzzelen met stijlfouten
Vorm een tweetal

Maak opdracht 1 van de puzzel

Klaar? Kom opdracht 2 halen bij de docent. 

Puzzel opgelost? Druk z.s.m. op de bel. 

Slide 35 - Tekstslide