F2.3A Rekenen : Grafieken lezen

 
     Rekenen : Grafieken en diagrammen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

 
     Rekenen : Grafieken en diagrammen

Slide 1 - Tekstslide

Wat ik na deze periode kan:
  • Ik herken een eenvoudig patroon uit een beschrijving met woorden
  • Ik beschrijf eenvoudige patronen in woorden bv vogels vliegen in V-vorm
  • Ik lees informatie uit veelvoorkomende tabellen af zoals dienstregeling, lesrooster enz.
  • Ik lees en interpreteer een eenvoudige legenda
  • Ik lees en interpreteer eenvoudige globale grafieken en diagrammen
  • Ik gebruik een eenvoudige tabel om informatie uit een situatiebeschrijving te ordenen
  • Ik weet waarom informatie op veel verschillende manieren kan worden geordend en       weergegeven
  • Ik maak een eenvoudige staafdiagram op basis van gegevens
  • Ik gebruik kwantiteiten informatie uit tabellen en grafieken om eenvoudige berekeningen uit    te voeren en conclusies te trekken

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog van 
Grafieken en Tabellen ?

Slide 3 - Tekstslide

Tabellen en grafieken

Slide 4 - Woordweb

Sleep de plaatjes  naar het juiste woord
Tabel
Lijngrafiek
Cirkeldiagram
Staaf-
grafiek

Slide 5 - Sleepvraag

Slide 6 - Video

Wat betekend een verband?

Slide 7 - Open vraag

Wat is een voorbeeld van een grootheid?
A
Dagen
B
Tijd
C
Graden Celsius
D
Kubus

Slide 8 - Quizvraag

Hoe noemen we het gedeelte van de grafiek wat niet stijgt of daalt.

Slide 9 - Open vraag


Hoeveel bezoekers waren er om 4 uur?
A
75
B
60
C
40
D
50

Slide 10 - Quizvraag


Wanneer steeg het bezoekersaantal het meest?
A
tussen 0 en 1 uur
B
tussen 1 en 2 uur
C
tussen 6 en 7 uur
D
tussen 7 en 9 uur

Slide 11 - Quizvraag


Met hoeveel daalde het aantal bezoekers tussen 2 en 4 uur?
A
10 bezoekers
B
15 bezoekers
C
20 bezoekers
D
25 bezoekers

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Wat is de afstand tussen Amsterdam en Maastricht ?

A
188 km.
B
216 km.
C
181 km.
D
79 km.

Slide 14 - Quizvraag

Hoe lang doe je over de reis van Amsterdam naar Maastricht?
A
2:20 uur
B
1:56 uur
C
O:57 uur
D
2:18 uur

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

In welk jaar zijn meer meisjes geboren dan het totaal aantal van jongens en meisjes samen in 2006 ?
A
2006
B
2008
C
2009
D
2010

Slide 17 - Quizvraag

Hoeveel meer meisjes zijn er in 2009 geboren dan jongens?
A
100 %
B
75%
C
50%
D
25%

Slide 18 - Quizvraag

Het aantal jongen dat tussen 2008 en 2010 wordt geboren is met hoeveel procent gestegen?
A
100%
B
50%
C
75%
D
25%

Slide 19 - Quizvraag

Tussen welke jaren is het aantal geboortes in Beekdorp verdubbeld?
A
2006 - 2009
B
2007 - 2010
C
2007 - 2009
D
2006 - 2010

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Hoeveel moet je betalen voor de auto en benzine?
A
€ 60,00
B
€ 120,00
C
€ 180,00
D
€ 240,00

Slide 22 - Quizvraag

Wat moet je betalen voor eten en drinken ?
A
€ 120,00
B
€ 200,00
C
€ 240,00
D
€ 180,00

Slide 23 - Quizvraag

Wat kost het om een weekend in Parijs te overnachten?
A
€ 180,00
B
€ 200,00
C
€ 240,00
D
€ 120,00

Slide 24 - Quizvraag

Hoeveel geef je uit aan uitstapjes in Parijs?
A
€ 60,00
B
€ 120,00
C
€ 180,00
D
€ 240,00

Slide 25 - Quizvraag

Waar hebben we het in deze les allemaal over gehad?
Noem minimaal 5 dingen.

Slide 26 - Open vraag

Schrijf op wat je al wist.

Slide 27 - Open vraag

Schrijf op wat nieuw was.

Slide 28 - Open vraag