H5-T5:BS4 de Nier

H5-T5:BS4 de Nier
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H5-T5:BS4 de Nier

Slide 1 - Tekstslide

Basisstof 4: De nier
De nieren zijn uitscheidingsorganen

Uitscheiding
Het verwijderen van stoffen uit het interne milieu

De nieren scheiden uit door stoffen uit het bloed te verwijderen en deze vervolgens via het nierbekken en de urineleider naar de blaas te vervoeren.

Slide 2 - Tekstslide

Naast de nieren zijn er nog 3 andere organen die een uitscheidingsfunctie hebben.

Welke organen zijn dat?
A
1 = milt 2 = schildklier 3 = lever
B
1 = alvleesklier 2 = longen 3 = huid
C
1 = lever 2 = maag 3 = baarmoeder
D
1 = longen 2 = lever 3 = huid

Slide 3 - Quizvraag

Sleep de stof naar het orgaan dat die stof uitscheidt.
Sommige stoffen kan je bij meerdere organen plaatsen.
longen
lever
nieren
huid
H2O
ureum
bilirubine
CO2
Na

Slide 4 - Sleepvraag

Uitscheiding door de nier
Twee processen zijn verantwoordelijk voor de uitscheiding van de nier:
1   ultrafiltratie
2   terugresorptie
ULTRAFILTRATIE
onder hoge druk wordt veel bloedplasma met daarin afvalstoffen maar ook nuttige stoffen uit de bloedvaatjes geperst

ASELECTIEF
er vindt geen selectie plaats op wat eruit wordt gefilterd
TERUGRESORPTIE
Nuttige stoffen en water worden uit het filtraat gehaald omdat ze herbruikbaar zijn. Dit gebeurt door actief transport en osmose.

SELECTIEF
er wordt nauwkeurig bepaald welke stoffen en hoeveel ervan wordt teruggenomen

Slide 5 - Tekstslide

1
2
3
De afbeelding laat een NEFRON (niereenheid) zien. Er zitten meer dan een miljoen nefronen in je nier.

Een nefron is de kleinste werkzame eenheid van een nier.

1 = kapsel van Bowman
Hierin vind ultrafiltratie plaats. 
Vocht wordt uit de bloedvaatjes (glomerulus) geperst.

Dit levert 125 mL filtraat op per L bloed
Dat is 180 filtraat per dag!!!

Het filtraat wordt voorurine genoemd. 

Slide 6 - Tekstslide

Leg uit waarom naast ultrafiltratie ook terugresorptie moet plaatsvinden.
Gebruik water als voorbeeld in je uitleg.

Slide 7 - Open vraag

1
2
3
2 = nierbuisjes en lus van Henle

In deze gangen worden nuttige stoffen actief geresorbeerd. 

je moet vooral denken aan:
- glucose
- Na
- K

Door deze actief te transporteren naar het bloed, stijgt de osmotische waarde van het weefsel en het bloed ENORM!

Slide 8 - Tekstslide

Na, K en glucose worden ACTIEF terug getransporteerd naar het weefsel en daarna naar het bloed.

Wat betekent dit?
A
Dat betekent dat kaboutertjes met emmertjes deze stoffen overhevelen
B
Dat betekent dat het energie kost
C
Dat betekent dat deze stoffen tegen de concentratiegradiënt in worden verplaatst
D
Dat betekent dat het energie kost OMDAT de stoffen tegen de concentratiegradiënt in worden verplaatst.

Slide 9 - Quizvraag

De osmotische waarde van het weefsel direct NAAST de nierbuisjes stijgt door dit actieve transport ENORM.

Leg uit hoe dit bijdraagt aan de terugresorptie van water.

Slide 10 - Open vraag

1
2
3
3 = verzamelbuisjes

Nadat de terugresorptie BIJNA is afgerond is de 180 L/dag voorurine teruggebracht naar ongeveer 1,5-2 L/dag

In het verzamelbuisje vindt ook regeling plaats. 

Onder invloed van hormonen wordt er nu nog wat meer of minder H2O, Na en K geresorbeerd.

Als er een tekort is, wordt er meer geresorbeerd. Bij een overschot minder.

Slide 11 - Tekstslide

Zoek op in BINAS

Welk hormoon regelt de terugresorptie van water?
A
TSH
B
ACTH
C
ADH
D
FSH

Slide 12 - Quizvraag

Zoek op in BINAS

Welk hormoon regelt de resorptie van K en Na in de nieren?

Slide 13 - Open vraag

Bestudeer de tabel in de afbeelding aandachting.

Welke stof word NIET teruggeresorbeerd?
A
eiwitten
B
glucose
C
Na
D
ureum

Slide 14 - Quizvraag

Bestudeer de tabel in de afbeelding aandachting.

Welke stof worden NIET door ultrafiltratie uit het bloed verwijderd?
A
eiwitten
B
glucose
C
Na
D
ureum

Slide 15 - Quizvraag

Leerdoelen
  • Je kan omschrijven hoe de bouw van de lever optimaal is aangepast aan de functie van de lever
  • Je kent de verschillende functies van de lever
  • Je kunt beschrijven hoe de lever bijdraagt aan homeostase
  • Je kunt globaal beschrijven hoe de lever sommige functies uitvoert
  • Je kunt omschrijven hoe de bouw van de nier optimaal is aangepast aan de functie van de nier
  • Je kunt omschrijven welke rol ultrafiltratie en terugresorptie spelen bij homeostase en het verwijderen van afvalstoffen uit het bloed 

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk voor de volgende les
  1.  Je hebt deze lessonup helemaal doorgewerkt
  2. Je hebt op bvj online de volgende opgaven gemaakt:

- BS2: 13 t/m 20 (behalve 16)
- BS3: 23 en 25
- BS4: 27 t/m 31

Slide 17 - Tekstslide