In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 100 min
Onderdelen in deze les
Welkom!
Slide 1 - Tekstslide
Wie ben ik.........
Mijn naam is Alike Slagter.
Nederlands
1 uur per week.
Slide 2 - Tekstslide
Ik woon samen met Johan
Slide 3 - Tekstslide
Met onze kinderen vormen we een samengesteld gezin
Florien (L)
Sven
Anna (R)
Slide 4 - Tekstslide
En onze 2 honden horen er natuurlijk ook bij!
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
wat ik graag doe........
Reizen
Zowel in Nederland als naar het buitenland gaan.
Slide 7 - Tekstslide
Eten
Koken
Wijntje ......
Slide 8 - Tekstslide
Even kijken of je goed hebt opgelet.........
Slide 9 - Tekstslide
Hoe heet de grote hond
A
Sam
B
Bikkel
C
Beer
D
John
Slide 10 - Quizvraag
Wat is mijn voornaam?
A
Alice
B
Alike
C
Alie
D
Aaltje
Slide 11 - Quizvraag
Waar is de Foodmarket waar ik was ?
A
Terschelling
B
Londen
C
Oostenrijk
D
Barcelona
Slide 12 - Quizvraag
Hoe heet de zoon van Johan?
A
Floris
B
Anne
C
Sven
D
Jarno
Slide 13 - Quizvraag
Vragen?
Slide 14 - Tekstslide
Nu zijn jullie aan de beurt!
Slide 15 - Tekstslide
Wie ben jij? Wat is typisch jij? Waar herken ik je aan?
Slide 16 - Woordweb
Methode die we gaan gebruiken:
Taal Integraal
MBO-webshop
Slide 17 - Tekstslide
Niveau's
MBO niveau 2 en 3 2F
MBO niveau 4 3F
Slide 18 - Tekstslide
Lessen
1 uur per week
6 periodes (anderhalf schooljaar)
4 examens
Slide 19 - Tekstslide
Examen programma
4 examens :
Lezen en Luisteren
Spreken (presentatie)
Schrijven
Gesprekken voeren.
Slide 20 - Tekstslide
weging examens
Lezen en luisteren 50 % van het eindcijfer
Spreken
Schrijven 50 % van het eindcijfer
Gesprekken
*Om te slagen moet het eindcijfer moet minimaal een 5.5 zijn ----> 6
Slide 21 - Tekstslide
Programma
Om Nederlands af te ronden heb je minimaal anderhalf jaar de tijd. In leerjaar 1 ga je aan de slag met een basisprogramma.
Het basisprogramma bestaat uit toetsen, opdrachten en werken in de methode. Hiervoor heb je de methode Taal Integraal nodig.
Slide 22 - Tekstslide
Programma
In deze digitale methode staat in het studieplan (per week) de planning voor je klaar. Deze opdrachten kun je in de les maken. Bij aanvang van de les krijg je eerst uitleg over het betreffende onderwerp van de opdrachten.
Daarnaast zullen er nog actualiteiten- en woordenschatlessen aangeboden worden.
Slide 23 - Tekstslide
Examens
Aan het einde van leerjaar 1 mag je het eerste examen voor Nederlands gaan maken. Zodra je de opdrachten van leerlaar 1 allemaal hebt afgerond, kan de docent je opgeven voor dit eerste examen; Lezen en luisteren.
Dit examen telt 50 % mee voor het eindcijfer.
Slide 24 - Tekstslide
Examens
In leerjaar 2 wordt er in het eerste half jaar nog lessen Nederlands aangeboden. Je wordt dan voorbereid op de overige 3 examens: Spreken, Schrijven en Gesprekken voeren.
Deze 3 examens tellen voor de overige 50 % mee voor het eindcijfer Nederlands.
Slide 25 - Tekstslide
Periodeplanning
P1: 0-meting
P2: Taalverzorging + toets
P3: Schrijfopdracht en pitch
P4: Examen Lezen en luisteren en Schrijven
P5: Examen Gesprekken voeren
P6: Examen Spreken
Slide 26 - Tekstslide
Zijn er vragen?
Slide 27 - Tekstslide
Even je kennis testen...... ;-)
Spelling
Slide 28 - Tekstslide
Wat is de juiste spelling van....
A
aluminium
B
aluminimum
C
aluminnium
Slide 29 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling van.....
A
ge-emaild
B
ge-e-maild
C
geëmaild
D
ge-emailt
Slide 30 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling?
A
Geachte mevrouw Van De Veer,
B
Geachte Mevrouw Van de Veer,
C
Geachte mevrouw Van de Veer,
D
Geachte mevrouw van de Veer,
Slide 31 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling van.....
A
pannenkoek
B
pannekoek
Slide 32 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling
A
abonee
B
abbonee
C
abonnee
D
abbonnee
Slide 33 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling van.....
A
onmiddelijk
B
onmiddellijk
C
onmiddenlijk
Slide 34 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling?
A
Ik wordt ziek.
B
Ik word ziek.
Slide 35 - Quizvraag
Wat is de correcte spelling?
A
créche
B
crèche
C
creché
D
crechè
Slide 36 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling?
A
Hij word ziek!
B
Hij wordt ziek!
Slide 37 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling
A
Word jij ziek?
B
Wordt jij ziek?
Slide 38 - Quizvraag
Spelling is niet zo moeilijk!
😒🙁😐🙂😃
Slide 39 - Poll
Licentie activeren!
Taal Integraal
Slide 40 - Tekstslide
Tot de volgende keer!
Slide 41 - Tekstslide
LEZEN
Slide 42 - Tekstslide
Hoe komt het dat je beter kan lezen als je meer gaat lezen?
Slide 43 - Open vraag
*De gemiddelde woordenschat van een volwassene bedraagt ongeveer 42.000 woorden.
*Mensen met een grote woordenschat kennen ongeveer 52.000 woorden, terwijl mensen die weinig taalvaardigheid hebben, er slechts 27.000 kennen.
*Iedereen blijft nieuwe woorden leren tussen het twintigste en zestigste levensjaar: gemiddeld één per twee dagen.