CG A1 Unidad 9_lesweek 5_les 3_Chantal

• Spaans
• HBO
• Studiejaar 1

Hoy es jueves 29 de septiembre

¿Qué hacemos hoy en la clase?

-herhaling "perfecto"

-start unidad 9

Caminando

deel 1: TB opdracht 1 t/m 5

vragen over de perfecto en/of muy/mucho?

¿No? Entonces, hacemos un pequeño test..

Hoe zeg je:
ik heb gewerkt

1. he trabajido
2. has trabajo
3. he trabajado
4. he trabajo

Wat is het hulpwerkwoord van de Presente Perfecto?

1. estar
2. tener
3. hacer
4. haber

Wat zijn de juiste vervoegingen van 'haber'?

1. he, has, ha, hamos, habéis, han
2. he, has, ha, hemos, háis, han
3. he, has, ha, hemos, hais, haben
4. he, has, ha, hemos, habéis, han

Hoe zeg je "gezien"? (voltooid deelwoord van ver)?

1. vesto
2. vido
3. visto

Wat is het voltooid deelwoord van 'hacer' en betekent "gedaan"?

1. habido
2. hecho
3. hacido
4. hecha

het voltooid deelwoord van romper is onregelmatig. Wat is de juiste vorm en betekent dus "gebroken"?

1. rompido
2. roto

Welke combinatie is onjuist?

1. comer-comido
2. abrir-abierto
3. ser-ido
4. ver-visto

Hoe zeg je?
Wij hebben veel Spaans geleerd.

Hoe zeg je? Zij hebben veel Spaanse woorden geleerd.

Hoe zeg je (met gustar)?
Zij vinden het theater leuk.

Hoe zeg je (met gustar)?
Mijn ouders vinden het theater leuk.

Hoe zeg je (met gustar)?
Mijn ouders vonden het theater leuk.

perfecto van 'gustar'

Mijn ouders vinden het theater leuk

A mis padres les gusta el teatro

Mijn ouders vonden het theater leuk

A mis padres les ha gustado el teatro.

alles wat met het werkwoord te maken heeft staat in het 

Spaans in de zin bij elkaar -> hier: les ha gustado

perfecto van 'gustar'

(A mis padres) les gusta el teatro

Les gustan los museos 

(A mis padres) les ha gustado el teatro

dus: gusta -> ha gustado

Les han gustado los museos

gustan -> han gustado

antes de seguir

TT Unidad 5 en 6

¿Quién ha hecho el TT? ¿Qué tal?

¿Hay preguntas?

antes de seguir

R&S h7: gelukt?

decir: digo, dices, dice, decimos, decís, dicen

e-> i klinkerwissel, maar ook onregelmatige ik-vorm

venir: vengo, vienes, viene, venimos, venís, vienen

e-> ie, maar ook onregelmatige ik-vorm

zelf veel oefenen met werkwoorden!? 

https://www.esfacil.eu/nl/werkwoorden/oefenen/willekeurige-vormen.html

Unidad 9

Parte I

- Kleding

- Kleuren

- Vergrotende, vergelijkende 

en overtreffende trap

- Het wederkerend werkwoord

Caminando

blanco/-a

negro/-a

rojo/-a

amarillo/-a

gris

azul (celeste)

verde

marrón

naranja

rosa

kleuren 

zijn als een

bijv. nw

Bijvoeglijke naamwoorden die een kleur aanduiden

	mannelijk	vrouwelijk
enkelvoud	blanc o verd e azul	blanc a verd e azul
meervoud	blanc os verd es azul es	blanc as verd es azul es

leer de voca Unidad 9!

Más vocabulario 

ropa p. 173

¿De qué color es/son..?

¿Cuánto cuesta(n)..?

Hoy, ¿qué llevas tú?

¿ Qué lleva tu compañero?

A rayas

A cuadros

lisa

estampada

El Camino de Santiago

56

p.78 TB

antwoorden

op volgende slide

oplossing Nr. 2b

1. F

2. V

3. V

4. F

5. V

Es otoño.

nr. 2c TB p. 78

Completa la tabla 

Probeer nu de zinnen in het schema bij 2c

aan te vullen met behulp van de zinnen van 2a+b

La comparación, TB p.118

la mochila es tan cara como el bolso -> betekenis?

La mochila cuesta tanto como el bolso -> betekenis?

let op: tanto .. como

* Ajax es (un equipo) bueno, pero PSV es mejor.

*

¡A practicar!

Opdracht maken

Nr. 3 TB p. 78 

oplossing oef. 3.

1. más...cómodos...que

2. más...practica...que

3. mejor....llevar.....que

4. menos...turistas....que

5. menos ...peregrinos

6. tan....práctico...como un anorak / más práctico que

extra zin: El chino se habla _______ ________ el inglés.

herhaling, andere voorbeelden..

Vergelijkingen met een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord

más....que      --> Julián es más rápido que Pedro.

                            Julián is sneller dan Pedro.

menos....que  --> Pedro camina menos rápido que Julián.                                    Pedro loopt minder snel dan Julián.

tan....como     -->Julián es tan divertido como Pedro.

                            Julián is even/net zo leuk als Pedro.

Para comparar...

Vergelijkingen met een zelfstandig naamwoord  

• más.....que      --> Paco tiene más tiempo libre que Pedro.

                                 Paco heeft meer vrije tijd dan Pedro.

• menos....que  --> Pedro tiene menos tiempo libre que Paco

                                 Pedro heeft minder vrije tijd dan Paco

• tanto/a/os/as....como     

                         --> Paco tiene tanto tiempo libre como Julián.               Paco heeft evenveel vrije tijd als Julián

                                              

Para comparar...

Vergelijkingen met een werkwoord

....más que     --> Paco trabaja más que Carmen.

                               Paco werkt harder dan Carmen.

....menos que --> Carmen trabaja menos que Paco.

                       Carmen werkt minder hard dan Paco.

...tanto como  -->  Lola trabaja tanto como Paco.

                               Lola werkt even hard als Paco.

comparativos irregulares

¡Recuerda!

• bueno -> más bueno   --> mejor  -> beter
• malo -> más malo      --> peor   -> slechter
• más grande/viejo --> mayor = ouder
• más pequeño/joven  --> menor = jonger

a trabajar en grupos 

Maak  de volgende opdrachten samen!!! 

Maak eerst opdracht 8 en 9 WB p. 83

daarna, verder gaan met: 

1 t/m 4, 6 WB p.81-82

Nr. 4b

TB P. 79

vamos a leer

let op:

tú, él (met accent) 

usted, ustedes (horen er ook bij)

een ochtendritueel

in het Spaans

vol met wederkerende werkwoorden

/ (me) duermo 

Me siento

Me acuesto

Ponerse (verschil met  "vestirse")

Me pongo

een aantal verbos reflexivos españoles:

llamarse= heten                         acostarse=naar bed gaan

levantarse=opstaan                   vestirse=z.aankleden         

afeitarse= z.scheren                   lavarse=z.wassen

ducharse=z.douchen                divertirse=z.vermaken

irse=weggaan                             aburrirse=z.vervelen

ponerse = aantrekken (van iets)

relajarse=z.ontspannen

encontrarse con=ontmoeten

OJO

• Sommige werkwoorden zijn in het Spaans wel wederkerend en in het Nederlands niet: despertarse (wakker worden) levantarse (opstaan)
• Sommige wederkerende werkwoorden hebben ook een stamklinkerwisseling: despertarse (ie), acostarse (ue) (naar bed gaan), vestirse(e/i), (zich aankleden)
• Alléén werkwoorden die eindigen op -se zijn wederkerend, pas dus op dat je niet overal me, te, se etc. voor gaat zetten!!!

Otros verbos reflexivos:

  relajarse          concentrarse             cansarse                    aburrirse

   ¡A practicar! samen nr. 14a WB

   p. 84 , zelf nr. 14b+15 WB

Hoe omzetten van presente naar presente perfecto?

1. se levanta (presente, hij-vorm) / se acuesta

2. wat is infinitief? levantarse / acostarse

3. perfecto levantarse? -> levantarse -> levantado / acostado

4. toevoegen hulp ww perfecto -> ha

5. ha levantado (hier mag je niets tussen zetten) / ha acostado

6. toevoegen pers.voornaamwoord van wederkerende ww (me, te, se, nos, os ,se)

7. se ha levantado / se ha acostado

deberes

Maak van Unidad 9 alle oefeningen t/m 16 in het werkboek 

denk ook aan het zelfstandig doorlopen van unidad 8