In de volgende dia's komt telkens de gestreepte tekst en daarnaast volgt de vertaling. Kijk nauwkeurig na. Tussendoor tekstvragen en inhoud
Slide 5 - Tekstslide
Tekst 30 Ad portas - r. 1 tm 4
andere vertaling:
de eerste berichten bereikten Rome
Slide 6 - Tekstslide
r. 1-2: in urbe nihil cerum erat: in de volgende zinnen wordt duidelijk gemaakt wat er wel verteld werd (in plaats van zekere feiten). Citeer het Latijn
Slide 7 - Open vraag
Tekst 30 Ad portas - r. 5 tm 9 (delebitur)
Overal werden angstige stemmen op de straten gehoord.
Slide 8 - Tekstslide
In r. 6 tm 10 blijkt dat de mensen in Rome nog erg onzeker zijn. Hoe zie je dit in de tekst (niet aan de inhoud, maar gewoon aan het soort tekst)?
Slide 9 - Open vraag
r. 9 - 10 Num cuncti necabimur aut sicut servi vendemur? Er zijn 2 pv's in deze zin. Is er sprake van hoofd- en bijzin of van 2 hoofdzinnen? Antwoord en geef aan met welk woord het tweede deel van de zin begint
Slide 10 - Open vraag
Het antwoord op deze vraag (r. 9 - 10 Num cuncti necabimur aut sicut servi vendemur?) is?
A
Ja
B
Nee
Slide 11 - Quizvraag
De tijd van de PV's in r. 9 - 10 "Num cuncti necabimur aut sicut servi vendemur" is?
A
praes
B
impf
C
fut
Slide 12 - Quizvraag
Num cuncti necabimur aut sicut servi vendemur?
Vertaal deze zin nu en klik op de hotspot voor gestreepte tekst en vertaling
streeptekst
vertaling
Slide 13 - Tekstslide
r. 10-12: Ad omnia templa orabatur auxilium deorum magnis a turbis feminarum, quae lacrimabant et clamabant: Deze zin heeft 3 PV's. In welke tijd staan die PV's?
Slide 14 - Open vraag
r. 10-12: Ad omnia templa orabatur auxilium deorum magnis a turbis feminarum, quae lacrimabant et clamabant: Deze zin heeft 3 PV's. Welke PV ('s) staat/staan in het passivum? Citeer
Slide 15 - Open vraag
r. 10-12 Ad omnia templa orabatur auxilium deorum magnis a turbis feminarum, quae lacrimabant et clamabant: "magnis a turbis" is
A
Handelende persoon (BWB) bij orabatur
B
Lijdend voorwerp bij orabatur
C
Onderwerp in de passieve zin
Slide 16 - Quizvraag
r. 10-12 Ad omnia templa orabatur auxilium deorum magnis a turbis feminarum, quae lacrimabant et clamabant: "lacrimant" en "clamabant" :
A
staan beide in de bijzin
B
staan beide in de hoofdzin
C
alleen lacrimant staat in de bijzin
D
alleen clamabant staat in de bijzin
Slide 17 - Quizvraag
Vanaf r. 10 staat wat de mensen gaan doen, omdat ze zo onzeker zijn. Wat?
Slide 18 - Open vraag
r. 10-12 Ad omnia templa orabatur
auxilium deorum magnis a turbis feminarum,
quae lacrimabant et clamabant:
Num cuncti necabimur aut sicut servi vendemur?
Vertaal deze zin nu en klik op de hotspot voor gestreepte tekst en vertaling
streeptekst
vertaling
Slide 19 - Tekstslide
r. 12-14 ‘Ubi sunt mariti filiique et patres nostri, qui a nobis maxime amantur? Omnesne mortui sunt?
"Maxime"
A
congrueert met mariti r. 12
B
congrueert met qui r. 13
C
is de bijwoordelijke vorm van de superlativus
D
is de comparativus onzijdig
Slide 20 - Quizvraag
r. 12-14 ‘Ubi sunt mariti filiique et patres nostri, qui a nobis maxime amantur? Omnesne mortui sunt? "Omnesne ... mortui sunt" ook zonder het vraagteken aan het eind weet je dat dit een vraagzin is
A
Juist
B
Onjuist
Slide 21 - Quizvraag
r. 12-14 ‘Ubi sunt mariti
filiique et patres nostri, qui a nobis maxime
amantur? Omnesne mortui sunt?
"Omnesne ... mortui sunt"
ook zonder het vraagteken aan het eind weet je dat dit een vraagzin is
Klopt,
want -ne staat achter omnes (r. 14)
Slide 22 - Tekstslide
r. 12-14 r. 12-14 ‘Ubi sunt mariti
filiique et patres nostri, qui a nobis maxime
amantur? Omnesne mortui sunt?
Vertaal deze zin nu en klik op de hotspot voor gestreepte tekst en vertaling
streeptekst
vertaling
Slide 23 - Tekstslide
r. 14-16 Num vos, qui semper a Romanis maxima reverentia colimini, permittitis id accidere?’
colimini en permittitis hebben als onderwerp:
A
de vrouwen
B
de goden
C
de echtgenoten
Slide 24 - Quizvraag
r. 14-16 Num vos, qui semper a Romanis maxima reverentia colimini, permittitis id accidere?’
A
colimini = praesens
B
permittitis = futurum
C
colimini = actief
D
permittitis = passief
Slide 25 - Quizvraag
Noem de A en de I (alleen de betreffende woorden en eerst A en dan de I) die de AcI vormen in r. 14-16
Slide 26 - Open vraag
r. 14-16 Num vos, qui semper a Romanis maxima reverentia colimini, permittitis id accidere?’
Vertaal deze zin nu en klik op de hotspot voor gestreepte tekst en vertaling
streeptekst
vertaling
Slide 27 - Tekstslide
Vraagsignalen: in r. 6 tm 15 komen alle drie de woorden voor die aangeven dat er een vraag volgt in het Latijn: SCHRIJF HET GOEDE ANTWOORD OP EN LEER!!
A
Nonne: een positief antwoord & Num en -ne (14): geven een vraag aan
B
Nonne: negatief antwoord; num geeft een vraag aan en bij -ne verwacht je "ja"