2A pronom personnel COD pre-teaching

Le pronom personnel COD (lijdend voorwerp)


Je lis un texte. => Je le lis.  (m. enk.)

Je vois la prof de français. => Je la vois. (vr. enk.)

Je mange des frites. => Je les mange. (meerv.)

Tu me vois à l'école. (mij)

Je vous donne des cours. (jullie)

...

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Le pronom personnel COD (lijdend voorwerp)


Je lis un texte. => Je le lis.  (m. enk.)

Je vois la prof de français. => Je la vois. (vr. enk.)

Je mange des frites. => Je les mange. (meerv.)

Tu me vois à l'école. (mij)

Je vous donne des cours. (jullie)

...

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Paragraphe 26, page 38 réf
les démarches:
Stap 1:  haal het lijdend voorwerp uit de Franse zin
Stap 2: vervang het lijdend voorwerp door een persoonlijk voornaamwoord 
  • me/m'
  • te/t'
  • le/la/l'
  • nous
  • vous
  • les
Stap 3: zet het persoonlijk voornaamwoord op de goede plaats in de zin (zoek of er een infinitief in de zin staat en zet hem daarvoor en zoniet dan voor de pv)

Stap 1: haal het lijdend voorwerp uit de Franse zin : OND. + WW. + QUI/QUOI ? 
Stap 2: vervang het lijdend voorwerp door een persoonlijk voornaamwoord 
me/m'
te/t'
le/la/l'
nous
vous
les
Stap 3: zet het persoonlijk voornaamwoord op de goede plaats in de zin (zoek of er een infinitief in de zin staat en zet hem daarvoor en zoniet dan voor de pv)

Slide 3 - Tekstslide

VOORBEELD OP BORD GEVEN ! + leerlingen moeten mee op papier noteren ! 
pers vnw = onderwerp
pers vnw = lijdend vwp
ik                           je
me/mij                        me/m'
jij                          tu
je/jou                            te/t'
hij/zij/men        il/elle/on
hem/haar/het            le/la/l'
wij                       nous
ons                                nous
jullie/u               vous
jullie/u                           vous
ze/zij                 ils/elles
hen/ze                           les
waar zet je ze neer: > vóór de infinitief: je vais l'aimer
                                     >  vóór de pv: je l'aime / je l'ai aimé

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Et maintenant,

un exercice:

1. Zoek het lijdend voorwerp.

2. vervang het lijdend voorwerp : me, te, le/la/l', nous, vous, les

3. zet het op de juiste plaats


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tu trouves cet exercice difficile.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Il a déjà son autograph.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Nous connaissons Yann et François.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tu veux rencontrer ton idole.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Nu ga je met 'ne...pas' werken. 


Zorg dat 'ne' meteen na je onderwerp komt en 'pas' achter de persoonsvorm.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je vais acheter les magazines.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tu aimes ce film.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Elle a acheté un ticket.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tu veux rencontrer ton idole.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Utilise un COD. Change la phrase.

1. J'ai rencontré mon ami. 
2. Je vais acheter la voiture.
3. J'ai déjà vu ma mère.
4. Tu veux vendre ta maison ? 
5. Tu cherches ta soeur ? 
6. Achète des chaussures de Nike ! 
7. Ne vends pas ta maison ! 
We doen nu een zelftest op ss ! 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Va à ces sites et exerce ! 
https://toutenfrancais.tv/revise-ta-grammaire-pronoms-cod/ 
https://www.maret.at/frz/uebungen/reconnaitre03.htm 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

EXTRA OEFENEN
En plus
Scoodle

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Le pronom personnel COD (plaats)


Je lis un texte. => Je le lis.  = VÓÓR het ww.

Je ne le lis pas.

Je vais lire un texte. => Je vais le lire. = VÓÓR de infinitief

Je ne vais pas le lire.

Lis le texte ! => Lis-le ! = NA de bevelvorm

Ne le lis pas ! = VÓÓR de bevelvorm

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies