Toets krachten

Toets krachten
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Toets krachten

Slide 1 - Tekstslide

Wat doet een veerkracht?
A
Verandert de temperatuur
B
Verlaagt de snelheid
C
Trek of duw een object
D
Verhoogt de massa

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de zwaartekracht op aarde?
A
8,8 m/s²
B
10 m/s²
C
9,81 N
D
9,81 m/s²

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de eenheid van kracht?
A
Newton
B
Pascal
C
Watt
D
Joule

Slide 4 - Quizvraag

Wat gebeurt er bij constante snelheid?
A
Versnelling neemt toe
B
Geen versnelling of vertraging
C
Beweging stopt
D
Snelheid verandert

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de snelheid bij 100 km in 2 uur?
A
200 km/u
B
100 km/u
C
50 km/u
D
25 km/u

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent de letter 's'?
A
kracht
B
afgelegde afstand
C
tijd
D
snelheid

Slide 7 - Quizvraag

Welke eenheid hoort bij snelheid?
A
newton (N)
B
joule (J)
C
kilogram (kg)
D
meter per seconde (m/s)

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de formule voor snelheid?
A
v = t / s
B
v = s / t
C
v = s - t
D
v = s + t

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de eenheid van snelheid?
A
Joule
B
Newton
C
Meter per seconde
D
Kilometer

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de eenheid van kracht?
A
Pascal
B
Newton
C
Watt
D
Joule

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de formule voor kracht?
A
F = m * a
B
F = m / a
C
F = a / m
D
F = m + a

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de neto kracht?
A
De kracht van de wrijving
B
De kracht van de zwaartekracht
C
De som van alle krachten
D
De kracht van een veer

Slide 13 - Quizvraag

Wat toont een stroboscoop foto?
A
Kleur van een object
B
Geluidsgolven van een bron
C
Temperatuur van een voorwerp
D
Beweging van een object in tijd

Slide 14 - Quizvraag

De formule is:
Snelheid = afstand : tijd
Snelheid
Tijd
Afstand

Slide 15 - Sleepvraag

Als je snelheid wilt bereken moet je de volgende formule gebruiken:
=
Afstand
Tijd
Snelheid

Slide 16 - Sleepvraag

Gegeven:
Gevraagd:
Formule:
Berekening:
Antwoord:
Een fietser rijd een rit van 100 Km. Daar doet de fietser 4 uur over. Wat is de gemiddelde snelheid van de fietser?
s = 100 Km
t = 4 uur
V = s : t
Snelheid (V in km/h)
V = 100 : 4 = 25
De snelheid is 25 Km/h

Slide 17 - Sleepvraag

Versnelling
Versnelling
Vertraging
Vertraging
Stilstaan
Stilstaan
Constante snelheid
Constante snelheid

Slide 18 - Sleepvraag

versnelde beweging
vertraagde beweging
eenparige beweging

Slide 19 - Sleepvraag