gedrag

Gedrag
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Gedrag

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reageren
Uitleg
Huiswerk controle
Tijd om opdrachten te maken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

leerdoelen
weten wat gedrag is
weten hoe gedrag wordt veroorzaakt
weten hoe je gedrag kunt beïnvloeden

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is gedrag?
A
Alles wat een mens of een dier doet
B
Alles wat je voelt en daarop doet
C
De prikkels waarop je reageert

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is gedrag?

- Gedrag is alle waarneembare handelingen van een mens of dier.

- Inwendige prikkels (honger!)
- uiwendige prikkels (eten zien)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

gedragsketen
Mensen en dieren hebben altijd een stappenplan voor hun gedrag. Zo'n stappenplan noem je een gedragsketen. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar komt gedrag vandaan?
Met zintuigen krijg je constant prikkels binnen. Deze prikkels worden een impuls die bij je hersenen komt. Als de prikkel sterk genoeg is, ga je reageren. Dit heet een "respons"
Deze respons is gedrag, want je doet iets.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reageren
    • Wat is reageren?
    Volgorde:
    • Zintuigen
    • Zenuwen
    • (Hersenen)
    • Spieren of klieren


      Pijn: hand wegtrekken
      Kou: kippenvel
      Warmte: zweten, 
      bloedvaten open

      Slide 8 - Tekstslide

      Deze slide heeft geen instructies

      De huid
      (jouw grootste orgaan)
      Warmtezintuigen reageren op warmte
      Koudezintuigen reageren op kou
      Drukzintuigen reageren als er op je huid wordt gedrukt.
      Tastzintuigen reageren op een lichte aanraking van je huid.

      Slide 9 - Tekstslide

      Met je tastzintuigen kun je waarnemen hoe voorwerpen aanvoelen, bijvoorbeeld glad, ruw, hard of zacht. De tastzintuigen liggen in tastknopjes.
      Welke betekenis past het beste bij de definitie van gedrag?
      A
      De buurman uitschelden, omdat hij lawaai maakt.
      B
      Je ziet een blikje drinken. Je maakt het blikje open.
      C
      alle waarneembare handelingen van een mens of dier.
      D
      alle dingen die bewegen en leven.

      Slide 10 - Quizvraag

      Deze slide heeft geen instructies

      wat is een respons?
      A
      reageren op prikkels
      B
      prikkels waarnemen
      C
      een signaal naar de hersenen
      D
      een signaal vanaf de hersenen naar spieren

      Slide 11 - Quizvraag

      Deze slide heeft geen instructies

      Welk gedrag kiezen dieren?
      gedrag dat ........
      A
      Voor hun het beste uitkomt
      B
      Voor hun het leukst is
      C
      De kans op overleven het grootst maakt
      D
      Zomaar, ze denken er niet over na

      Slide 12 - Quizvraag

      Deze slide heeft geen instructies

      Inwendig/uitwendig
      Net zoals bij je skelet, kunnen prikkels inwendig en uitwendig zijn. Uitwendig betekent van buiten het lichaam, dus een geur, of een klap die je krijgt.

      Een inwendige prikkel komt vanuit het lichaam, zoals honger of dorst.

      Slide 13 - Tekstslide

      Deze slide heeft geen instructies

      Nieuw gedrag
      Alles en iedereen leert, altijd. Gedrag kun je dus ook leren. Denk aan een hond die je traint. Denk aan leren eten met mes en vork of stokjes.
      Soms is bepaald gedrag er al vanaf de geboorte. Dit komt door erfelijke factoren, want niemand heeft het ze aangeleerd. Eten als je honger hebt bijvoorbeeld heeft niemand je geleerd, dat kon je al.

      Slide 14 - Tekstslide

      Deze slide heeft geen instructies

      Maak de opdrachten 
      van 5.5

      Slide 15 - Tekstslide

      Deze slide heeft geen instructies