Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
figuurlijk en letterlijk taalgebruik
doel:
Ik leer het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
1 / 20
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Taal
Basisschool
Groep 5
In deze les zitten
20 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
15 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
doel:
Ik leer het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
Slide 1 - Tekstslide
letterlijk of figuurlijk?
Als je iets letterlijk bedoelt, dan bedoel je het precies zoals je het zegt. Hier geeft de kat letterlijk kopjes.
Slide 2 - Tekstslide
letterlijk of figuurlijk?
Als je iets figuurlijk bedoelt, dan beschrijf je iets met fantasie
Dit doe je vaak om je beter te kunnen verwoorden.
Slide 3 - Tekstslide
Zijn jullie er klaar voor?!
Slide 4 - Tekstslide
De vakantie staat voor de deur.
Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
A
letterlijk
B
figuurlijk
Slide 5 - Quizvraag
Figuurlijk:
Zij zijn
dikke
vrienden van elkaar.
Wat betekent
dikke
in deze zin?
A
hele verre
B
hele lange
C
hele goede
D
hele oude
Slide 6 - Quizvraag
Zij zijn
dikke
vrienden van elkaar.
Hoe het woord
dikke
gebruikt?
A
letterlijk
B
figuurlijk
Slide 7 - Quizvraag
Oma krijgt een nieuw gebit.
Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
A
letterlijk
B
figuurlijk
Slide 8 - Quizvraag
Fem trekt haar stoute schoenen aan.
Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
A
letterlijk
B
figuurlijk
Slide 9 - Quizvraag
Trek je stoute schoenen aan
Wat zou dat kunnen betekenen?
Slide 10 - Woordweb
Pieter is het zonnetje in huis.
Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
A
letterlijk
B
figuurlijk
Slide 11 - Quizvraag
Pieter is het zonnetje in huis.
Wat is Pieter dan?
A
Boos
B
Vrolijk
C
Heel erg warm
D
Licht
Slide 12 - Quizvraag
Het vliegtuig vloog door de lucht.
Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
A
letterlijk
B
figuurlijk
Slide 13 - Quizvraag
De tijd vliegt als we plezier hebben.
Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik.
A
letterlijk
B
figuurlijk
Slide 14 - Quizvraag
Vinz is zijn sleutel kwijt.
Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
A
letterlijk
B
figuurlijk
Slide 15 - Quizvraag
De juf struikelde over haar woorden.
A
letterlijk
B
figuurlijk
Slide 16 - Quizvraag
De juf struikelde over haar woorden.
Wat zou dit betekenen?
A
Struikelt over woorden die op de grond liggen
B
Het praten lukt even niet goed.
C
Zegt maar wat
Slide 17 - Quizvraag
Welke zin is figuurlijk?
A
Fabian springt een gat in de lucht.
B
Er zit een gat in mijn tas.
Slide 18 - Quizvraag
Welke zin is figuurlijk?
A
Mijn hart klopt heel hard.
B
Ik woon in het hart van de stad.
Slide 19 - Quizvraag
GOED GEOEFEND!!!!
Slide 20 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
TA5. 6.4.20 figuurlijk en letterlijk taalgebruik/H
September 2024
- Les met
17 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
TA5. 6.4.20 figuurlijk en letterlijk taalgebruik/H
Februari 2022
- Les met
20 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
H3 Woordenschat een Taalverzorging
Februari 2024
- Les met
33 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
letterlijk en figuurlijk
September 2018
- Les met
13 slides
Taal
Basisschool
Groep 6
Letterlijk/figuurlijk taalgebruik
September 2024
- Les met
12 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
Letterlijk/figuurlijk taalgebruik
September 2024
- Les met
12 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
Letterlijk/figuurlijk taalgebruik
September 2024
- Les met
12 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
Letterlijk/figuurlijk taalgebruik
April 2024
- Les met
12 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1