Herhalingsles V6

Herhalingsles V6
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Herhalingsles V6

Slide 1 - Tekstslide

Met de ontdekking van olie in Venezuela en de daarop volgende vestiging van de Shell-raffinaderij op Curaçao in 1915 werd veel welvaart en werkgelegenheid voor het eiland gecreëerd.
Hieronder staan vier conclusies. Welke is fout?
A
Het economisch belang van het eiland werd drastisch en onherroepelijk veranderd
B
De bevolkingssamenstelling van het eiland onderging ook drastische veranderingen
C
Door de gunstige economische situatie op het eiland was er nauwelijks sprake van overheidsingrijpen
D
De macht van de blanke elite, die eeuwenlang de baas was, blijft ook na de komst van de Shell, onaangetast.

Slide 2 - Quizvraag

Verklaar het feit dat in 1936 op een totale bevolking van 90.000 het aantal kiezers slechts 2754 personen was.

Slide 3 - Open vraag

Koningin Wilhelmina had in 1942 de toezegging gedaan van een grotere zelfstandigheid aan de Nederlandse kolonies. Van wie was het idee?

A
Efrain Jonckheer
B
Koning Wilhelmina zelf
C
Moises da Costa Gomez
D
President Roosevelt

Slide 4 - Quizvraag

Jonge, blanke protestanten hebben de Curaçaose Partij opgericht. In welk jaar werd de DP opgericht?
A
1936
B
1942
C
1944
D
1948

Slide 5 - Quizvraag

Met welke zeer typerende leuze had de DP veel succes in de politieke wereld voor 1954?

Slide 6 - Open vraag

Door de invoering van het algemeen kiesrecht kregen alle bevolkingsgroepen evenveel kansen op deelname aan het bestuur
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Gouverneurs en gezaghebbers op de 'onderhorige eilanden' waren altijd Europese Nederlanders. In welk jaar werd de eerste Antilliaanse gouverneur benoemd?
A
1865
B
1936
C
1954
D
1962

Slide 8 - Quizvraag

De heer ... werd de eerste Afro-Curacaose premier na het oproer van 30 mei 1969
A
Cico Kroon
B
Onofre Bikker
C
Ernesto Petronia
D
Ramon (Ronchi) Isa

Slide 9 - Quizvraag

drie personen en één politieke partij, welke hoort er niet bij?
A
Betico Croes
B
Ernesto Petronia
C
Henny Eman
D
MEP

Slide 10 - Quizvraag

Wat was zijn naam?

Slide 11 - Open vraag

Welke bewering(en) zijn fout?
A
Defensie, buitenlandse betrekkingen en waarborgen van de mensenrechten zijn enkele zaken die door de Koninkrijksregering worden behandeld
B
ERNA regelde welke zaken elk eiland in de vroegere Nederlandse Antillen zelfstandig mocht beslissen en de verhoudingen tussen de eilanden onderling.
C
Het Statuur bepaalde toentertijd dat Nederland aan al haar voormalige koloniën (Suriname, de Nederlandse Antillen en Indonesië) meer autonomie zou geven
D
In het Statuut werd het secessierecht opgenomen

Slide 12 - Quizvraag

De Statenleden hebben het recht om wijzigingen aan te brengen in een wetsvoorstel.

A
Recht van amendement
B
Recht van enquete
C
Recht van initiatief
D
Recht van interpellatie

Slide 13 - Quizvraag

Hieronder staan vier taakgebieden van de Curaçaose overheid. Wat hoort er niet bij?
A
Toerisme
B
Financiën
C
Gezondheid
D
Defensie

Slide 14 - Quizvraag

In Curacao hanteert men het evenredigheidsstelsel om na de verkiezingen zetels toe te kennen aan de partijen die daar op grond van de uitslag recht op hebben. Hieronder volgt een aantal stellingen waarvan drie beschouwd kunnen worden als problemen van dit kiesstelsel.

Welke van de drie is GEEN probleem?
A
De kiezers hebben geen directe invloed op de samenstelling van het kabinet
B
Er zijn na de verkiezingen verschillende regeringscoalities mogelijk
C
Het geeft geen representatief beeld van de politieke keuze van de kiezers
D
Het heeft een onpersoonlijk karakter. De meeste kandidaten op de kiezerslijst hebben geen band met het kiezersvolk

Slide 15 - Quizvraag

De meerderheid van de Statenleden komt in de Staten doordat de nummer 1 van de lijst (lijsttrekker) meer stemmen heeft gekregen dan nodig voor het verwerven van een zetel. Dat surplus (teveel) aan stemmen gaat dan over op de volgende van de lijst, enzovoort. Maar er zijn ook Statenleden die volledig op eigen kracht het vereiste aantal stemmen halen. Hoe wordt het verschijnsel dat hierboven omschreven staat genoemd?

Slide 16 - Open vraag

Het bestuur van de Nederlandse Antillen wordt gedecentraliseerd, maar met het behoud van een eenheidsstaat
A
1845
B
1936
C
1948
D
1951

Slide 17 - Quizvraag

Het woord kolonie wordt afgeschaft en vervangen door het zelfstandiger klinkende 'Overzeese gebieden'
A
1845
B
1936
C
1948
D
1954

Slide 18 - Quizvraag

Mannen en vrouwen van 23 jaar of ouder krijgen stemrecht
A
1845
B
1936
C
1948
D
1954

Slide 19 - Quizvraag

Voor het eerst in de geschiedenis worden de eilanden bestuurd vanuit één centraal punt: Willemstad
A
1845
B
1936
C
1948
D
1951

Slide 20 - Quizvraag

Nederland, Suriname en de Antillen verplichten zich op voet van gelijkwaardigheid tot verzorging van de gemeenschappelijke belangen
A
1845
B
1936
C
1948
D
1954

Slide 21 - Quizvraag

Wanneer werd de eerste stap in de richting van politieke emancipatie van Curaçao en de onderhorigen gedaan?
A
Toen de nieuwe Staatsregeling in 1936 werd ingevoerd
B
Toen het Regeringsreglement in 1865 werd ingevoerd
C
Toen in 1948 alle mannen en vrouwen kiesrecht kregen
D
Toen de slavernij werd afgeschaft

Slide 22 - Quizvraag

De Amerikaanse presidentsverkiezingen kosten enorm veel geld. Leg uit waarom dit zo is.

Slide 23 - Open vraag

Met welk middel kan de Amerikaanse president voorstellen van het Congres tegenhouden?

Slide 24 - Open vraag

1. Bonaire Saba & Statia worden bijzondere gemeenten van NL
2. Het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden wordt ondertekend
3. Mannen en vrouwen van 23 jaar of ouder krijgen stemrecht
4. Aruba krijgt haar Status Aparte
5. De Koloniale Raad wordt vervangen door de Staten

Zet op juiste chronologische volgorde

Slide 25 - Open vraag

1. Duitsland begint de onbeperkte duikbotenoorlog
2. De bolsjewieken sluiten bij Brest-Litovsk vrede met Duitsland
3. De Britse vloot blokkeert de havens van Duitsland
4. President Wilson verklaart Duitsland de oorlog
5. Keizer Wilhelm II treedt af
6. Aartshertog Franz Ferdinand wordt in Sarajevo vermoord

Slide 26 - Open vraag

Welke van de vier maakt GEEN deel uit van het Verdrag van Versailles?
Duitsland moest ...
A
Accepteren dat alleen Duitsland schuldig was aan het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog
B
Accepteren dat het voeren van oorlog als oplossing van conflicten officieel buiten de wet werd geplaatst
C
Accepteren dat het gebied ten westen van de Rijn gedemilitariseerd werd
D
Accepteren dat het een enorme oorlogsboete moest betalen van 269 miljard Goudmark

Slide 27 - Quizvraag

Afgesproken werd dat oorlog als middel om conflicten te beslechten voortaan uitgebannen was
A
Briand-Kelloggpact
B
Dawesplan
C
Verdrag van Locarno

Slide 28 - Quizvraag

Duitsland erkende uit vrije wil de westgrenzen - die waren vastgesteld in Versailles - en sprak met Frankrijk en België af dat ze elkaars grenzen zouden respecteren
A
Briand-Kelloggpact
B
Dawesplan
C
Verdrag van Locarno

Slide 29 - Quizvraag

Wat waren de drie belangrijkste punten in de Aprilstellingen van Lenin?

Slide 30 - Open vraag

Wat geeft deze prent weer?
A
Het verraad van het Duitse leger door de politici van de Weimar Republiek
B
Hoe Hitler Stalin in 1941 heeft verraden
C
Hoe de Sovjet-Unie (Stalin) dacht over de Conferentie van München
D
Hoe Tsjecho-Slowakije in 1938 door de geallieerden in de steek gelaten werd

Slide 31 - Quizvraag

'Indien Duitse soldaten de onafhankelijkheid van Polen bedreigen en de Poolse regering biedt tegenstand, dan zal de Britse regering zich verplicht voelen om Polen met alle middelen te helpen.'
Welke minister-president is hier aan het woord en over welke kwestie heeft hij het?

Slide 32 - Open vraag

Deze prent gaat over de buitenlandse politiek van de VS tussen de twee wereldoorlogen
A
De jaren twintig van de 20e eeuw
B
De jaren dertig van de 20e eeuw
C
De jaren veertig van de 20e eeuw

Slide 33 - Quizvraag

De Nederlandse koloniën werden niet betrokken in de Eerste Wereldoorlog. Geef een verklaring voor dit feit

Slide 34 - Open vraag

De Benedenwindse eilanden werden gedurende WOII door drie landen bezet en verdedigd. Noem de drie landen in de chronologische volgorde.

Slide 35 - Open vraag

Hieronder staan vier functies van een locatie. Welke hoort er niet bij?
A
Leverancier van brandstoffen
B
Opvangcentrum voor oorlogsslachtoffers
C
Plaats van rekrutering van soldaten voor de strijd in Nederland en Nederlands-Indië
D
Zakelijke vluchtplek voor Nederlandse bedrijven

Slide 36 - Quizvraag

1. Invoering Marshall-plan
2. Operatie Barbarossa
3. Sluiting van het Non-proliferatie verdrag
4. Operatie Paukenschlag
5. Begin bouw van de Berlijnse Muur

Zet op juiste chronologische volgorde

Slide 37 - Open vraag

Welke is fout?
A
De schutterij werd in 1940 opnieuw opgericht
B
De afgekondigde staat van beleg en de censuur op de Antilliaanse eilanden gaf de gouverneur alle macht
C
In het 1941 afgekondigde Atlantic Charter werd het zelfbeschikkingsrecht, ook van de Antilliaanse eilanden erkend door Churchill, Roosevelt en en de Gaulle
D
Naast olieraffinaderijen op Curacao en Aruba, was ook Suriname vanwege zijn bauxiet belangrijk voor de geallieerden en werd het ook door de VS beschermd

Slide 38 - Quizvraag

Hieronder staan vier gevolgen van de Berlijnse blokkade. Welke hoort er niet bij?
A
Het ontstaan van de Duitse Bondsrepubliek
B
Het ontstaan van de Duitse Democratische Republiek
C
Het ontstaan van Oost-Berlijn
D
Het ontstaan van de NAVO

Slide 39 - Quizvraag

Over welke crisis gaat deze spotprent en in welk jaar vond de crisis plaats?

Slide 40 - Open vraag

In 1954 werd de voormalig Franse kolonie in Indochina verdeeld in 4 staten. Noem de vier staten en geef aan welke oorlog daardoor begon.

Slide 41 - Open vraag

In 1980 kwam er een einde aan de ontwapeningspolitiek binnen de Koude Oorlog en begon een nieuwe bewapeningsronde. Welke persoon was de schuldige en wat waren de twee onderdelen waaruit de herbewapening voor die persoon uit bestond.

Slide 42 - Open vraag

Wat hoort niet thuis in het rijtje?
A
Directe telefoonlijn Moskou - Washington
B
Non-proliferatieverdrag
C
Ruimteschild
D
SALT-Verdragen

Slide 43 - Quizvraag