Les 1 - week 21 leerdoel 6 (tijdvak 5)

Tijdvak 5 - Ontdekkers & hervormers
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Tijdvak 5 - Ontdekkers & hervormers

Slide 1 - Tekstslide

Programma (mavo)
1. Voorkennis: Leerdoel 5                                                                                     (5 min)   
2. Introductie leerdoel 6                                                                                      (10 min)
4. Opdrachten bij leerdoel 6                                                                               (20 min)
5. Herhaling leerdoel 3                                                                                           (10 min)

Slide 2 - Tekstslide

Programma (havo)
1. Voorkennis leerdoel 6: de hervorming                                                      (10 min)
2. Introductie: leerdoel 6                                                                                      (10 min)
3. Aan de slag met leerdoel  6                                                                            (20 min)
4. Herhaling leerdoel 6                                                                                          (10 min)

Slide 3 - Tekstslide

Bekijk de bron. Geef twee argumenten uit de bron waarmee je kunt aantonen dat dit een katholieke kerk is. Betrek de bron in jouw antwoord. (2 punten)
4 (of toch 5) succescriteria bronvraag
1. Neem een deel over van de vraag in jouw antwoord. 
2. Is er sprak van een opsomming? Gebruik bulletpoints, of nummers of ten eerste, ten tweede 
3. Benoem wie of wat jij bedoelt.  
4. Wordt er een begrip gevraagd? Geef de betekenis van het begrip. 
5. Bronvraag? Ik lees in de tekst.... of Ik zie in de bron...... dat beketent dit..... 

Slide 4 - Open vraag

a) Bekijk de bron. Leg uit aan de hand van twee onderdelen uit de bron uit hoe jij kunt zien dat de architecten goed hebben gekeken naar Grieks-Romeinse bouwkunst. (2pt.)

b) Leg uit hoe de Middeleeuwers over het leven nadachten én leg uit hoe rijke Italianen uit de Renaissance over het leven nadachten. (2pt.)
Klaar?
Doe jouw laptop dicht en maak herhaalopdracht  14a) op blz. 25 (leerwerkboek B)  

Slide 5 - Open vraag

Bekijk de bron. Beargumenteer waarom deze bron past bij de snelle verspreiding van de Luthers hervormingen.

Slide 6 - Open vraag

6. Je kunt uitleggen welke twee stromingen in de Christelijke kerk ontstonden. 
1. Verklaar waarom Luther en andere hervormers een eigen kerk oprichtten. 
2. Leg uit wie de leiding heeft over de katholieken en wie wat de functie is van priesters. 
3. Noem twee kenmerken van een katholieken kerk. 
4. Leg uit wat leidend is in het protestantse geloof en leg uit hoe je vergeving kunt krijgen volgens protestanten. 
5. Leg uit hoe protestantse kerk eruit ziet. 

Slide 7 - Tekstslide

Weet je nog?
a) Hoe bestuurden koningen in tijdvak 3 hun rijk. Gebruik in jouw antwoord: leenstelsel.
b) Leg uit hoe koningen vanaf tijdvak 4 hun rijk gingen besturen. Gebruik in jouw antwoord: centraal bestuur.

Slide 8 - Open vraag

Onrust in de Nederlanden rond 1550 (4.3)

Slide 9 - Tekstslide

De middeleeuwen is van ....
A
500 tot 1500 n.Chr.
B
500 tot 1000 n.Chr.
C
1000 tot 1500 n.Chr.
D
500 v.Chr. tot 500 n. Chr

Slide 10 - Quizvraag

Leerdoel 9
Ik kan twee redenen noemen waarom het lastig was om als Europese koning in de middeleeuwen een rijk te besturen. 

1. Ga naar leerwerkboek 1A vmbo-t/havo release 5.1. 
2. Lees blz. 162. 
3. Beantwoord het leerdoel. 

Slide 11 - Tekstslide

9. Ik kan twee redenen noemen waarom het lastig was om als Europese koning in de middeleeuwen een rijk te besturen. 
  • 1. Koningen moesten rondreizen door het land om te controleren wat er gebeurde in hun land. 
  • 2. Overal in het land waren andere regels en wetten, de koning moest rekening houden met deze afspraken. 
  • Koningen kregen hulp van andere adellijke families bij het besturen van het rijk. Vanaf 1200 probeerden koningen dit zelf te gaan regelen in Europa. 

Slide 12 - Tekstslide

10. Je kunt uitleggen wat de Spaanse koning rond 1550 wilde veranderen in het bestuur van de Nederlanden. 
1. Geef de betekenis van het begrip gewesten. 
2. Beschrijf aan welke drie elementen je een gewest kunt herkennen. 
3.  Leg uit waarom Karel V stadhouders aanstelden en wie dit waren. 
4. Leg uit waarom Karel een centraal bestuur wilden invoeren. 
5. Leg uit wie Filips  gebruikten om zijn macht uit oefenen. 
Klaar?
Stap 1
Maak 2 tot en met 4 op blz. 37 


Stap 2 

Slide 13 - Tekstslide

7. Je kunt uitleggen wat de Spaanse koning rond 1550 wilde veranderen in het bestuur van de Nederlanden. 
  • 1. Geef de betekenis van het begrip gewesten.  
  • Een gebied met eigen bestuur, eigen wetten, eigen rechtspraak. 
  • 3.  Leg uit waarom Karel V stadhouders aanstelden en wie dit waren. 
  • Besturen van een groot rijk was niet gemakkelijk. 
  • Stadhouders waren edellieden die als plaatsvervanger van de koning een gewest bestuurden. 

Slide 14 - Tekstslide

7. Je kunt uitleggen wat de Spaanse koning rond 1550 wilde veranderen in het bestuur van de Nederlanden. 
  • 4. Leg uit waarom Karel een centraal bestuur wilden invoeren. 
  • Karel wilden niet steeds onderhandelen met gewesten over belasting. Hij wilde daarom voor elke gewest dezelfde belasting heffen. 
  • 5. Leg uit wie Filips  gebruikten om zijn macht uit oefenen.  
  • Ambtenaren in plaats van edelieden. 

Slide 15 - Tekstslide

6. Je kunt uitleggen welke twee stromingen in de Christelijke kerk ontstonden. 
1. Verklaar waarom Luther en andere hervormers een eigen kerk oprichtten. 
2. Leg uit wie de leiding heeft over de katholieken en wat de functie is van priesters. 
3. Noem twee kenmerken van een katholieken kerk. 
4. Leg uit wat leidend is in het protestantse geloof en leg uit hoe je vergeving kunt krijgen volgens protestanten. 
5. Leg uit hoe protestantse kerk eruit ziet. 

Slide 16 - Tekstslide

6. Je kunt uitleggen welke twee stromingen in de Christelijke kerk ontstonden. 
1. Verklaar waarom Luther en andere hervormers een eigen kerk oprichtten. 
  • De kerk wilde geen veranderingen doorbrengen.  Daarom richtten hervormers hun eigen kerk op. 
2. Leg uit wie de leiding heeft over de katholieken en wat de functie is van priesters.
  • De paus was de leider van de katholieken. Priesters fungeerden als tussenpersoon tussen god en de mensen.

Slide 17 - Tekstslide

6. Je kunt uitleggen welke twee stromingen in de Christelijke kerk ontstonden. 
3.  Noem twee kenmerken van een katholieken kerk.
  •  Versiering, schilderingen, goud, 
  • Beelden van heiligen, (Maria, Jezus) 
4. Leg uit wat leidend is in het protestantse geloof en leg uit hoe je vergeving kunt krijgen volgens protestanten. 
  • De Bijbel 
  • Bidden en de Bijbel lezen. 
5. Leg uit hoe protestantse kerk eruit ziet.  
  • Sober, zonder beelden van heiligen. 

Slide 18 - Tekstslide

a) Beschrijf welke vorm van centraal bestuur Karel V invoerden.
b) Beschrijf welke vorm van centraal bestuur Filips II in wilden voeren.

Slide 19 - Open vraag