Verhaalanalyse

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat is literatuur
Dit is een verzamelnaam voor alle soorten fictionele teksten: proza, poëzie en drama.
Bij verhaalanalyse kijken we naar proza: verhalen, novellen en romans.
Literatuur wil amuseren, maar ook de kijk op jezelf en de werkelijkheid veranderen of nieuwe inzichten verschaffen.

Tegenover literatuur staat lectuur: dit heeft als belangrijkste doel de lezer te amuseren.

Slide 2 - Tekstslide

Criteria literatuur
- Originaliteit: werken voegen iets nieuws toe aan alles wat al eerder is geschreven
- Onvoorspelbaarheid
- Stijl: taal is mooi of bijzonder, door beeldspraak en stijlfiguren
- Diepere laag: het verhaal gaat behalve over personages en situaties over iets anders, vaak iets abstracts. Dit zet de lezer aan het denken,

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Hoofpersoon
Meestal een round character.
- uitgebreid beschreven, zowel uiterlijk als innerlijk
- maakt een ontwikkeling door
- je weet wat de hoofdpersoon hoort, ziet, denkt en voelt

- heeft vaak een tegenspeler, deze zorgt dat de hoofdrolspeler optimaal tot zijn recht komt.


Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Bijfiguren
Bijfiguren zijn minder uitgewerkt dan hoofdpersonen. Andere term: flat character. Ze hebben nauwelijks een ontwikkeling en worden bijna niet uitgewerkt.

- Type: nauwelijks uitgewerkt, rol is belangrijker dan wie ze zijn. Speelt een ondergeschikte rol.
- Karikatuur: bepaalde kenmerken worden overdreven

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

1.4 Tijd
- Historische tijd: tijd waarin het verhaal zich afspeelt (bv 1979, de middeleeuwen). Wordt ook wel verteltijd genoemd.
- Vertelde tijd: de duur van het verhaal, hoe lang het verhaal van begin tot eind duurt.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

1.6 Setting
Plaats, tijd en omstandigheden die de achtergrond vormen waartegen het verhaal zich afspeelt.
- Plaats: de geografische plaats
- Tijd: de historische tijd, wanneer het zich afspeelt (denk ook aan jaargetijde, maand, dag enz.)
- Omstandigheden: wat er algemeen gebeurt, bv vakante, hongerwinter, oorlog.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

1.6 Ruimte
De locatie waar het verhaal zich afspeelt.
Hebben vaak een functie. 
- Karakterisering van een personage
- Sfeertekening
- Symbolisch

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

1.7 Spanning

- Spanning zorgt ervoor dat je door wilt lezen
- Is dus niet hetzelfde als spannend!

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide