B3 De mens

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Levensfasen
mens

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Kinderen op de basisschool leren lezen.
A
geestelijke ontwikkeling
B
motorische ontwikkeling
C
lichamelijke ontwikkeling
D
Dat is geen ontwikkeling

Slide 7 - Quizvraag

Jasper leert lopen.
A
Lichamelijke ontwikkeling
B
Geestelijke ontwikkeling
C
Motorische ontwikkeling
D
Dat is geen ontwikkeling

Slide 8 - Quizvraag

Het leren omgaan met emoties en met gevoelens
A
Lichamelijke ontwikkeling
B
Geestelijke ontwikkeling
C
Motorische ontwikkeling
D
Dat is geen ontwikkeling

Slide 9 - Quizvraag

Bij motorische ontwikkeling...
A
Verandert je verstand
B
Leer je je lichaam kennen
C
Leer je bepaalde bewegingen
D
Verandert je bouw

Slide 10 - Quizvraag

Een peuter leert een toren van blokken te bouwen.
A
lichamelijke ontwikkeling
B
geestelijke ontwikkeling
C
motorische ontwikkeling
D
Dat is geen ontwikkeling

Slide 11 - Quizvraag

een levensfase is..
A
een periode in een mensenleven waarin je lichaam en je hersenen veranderen
B
een periode in een mensenleven waarin je lichaam en je hersenen groeien
C
een periode in een mensenleven waarin je je hersenen ontwikkelen
D
een periode in een mensenleven waarin je lichaam verandert

Slide 12 - Quizvraag


Wat is de levensfase van een puber?
A
0-1,5 jaar
B
12-16 jaar
C
6-12 jaar
D
16-21 jaar

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde van levensfasen.
A
Baby, peuter, kleuter, schoolkind, adolescent, puber, volwassene, oudere
B
Baby, kleuter, peuter, schoolkind, puber, adolescent, volwassene, oudere
C
Baby, peuter, kleuter, schoolkind, puber, adolescent, volwassene, oudere
D
Baby, kleuter, peuter, schoolkind, adolescent, puber, volwassene, oudere

Slide 14 - Quizvraag

De levensfase van een baby duurt..
A
0-1 jaar
B
0- 5 maanden
C
0-1,5 jaar
D
0-2 jaar

Slide 15 - Quizvraag

Wat is geen levensfase
A
Baby
B
Schoolkind
C
Tiener
D
Adolescent

Slide 16 - Quizvraag

Wat is jouw volgende levensfase?
A
Schoolkind
B
adolescent
C
puber
D
oudere

Slide 17 - Quizvraag

In welke levensfase leer je zelfstandig worden?
A
Baby
B
Puber
C
Adolescent
D
Volwassene

Slide 18 - Quizvraag

Opdrachten basisstof 3
Maak opdracht 1 t/m 3 online 
5 + 6 in het boek

Slide 19 - Tekstslide

Basisstof 4 De mens

Slide 20 - Tekstslide

Ontwikkeling van de mens
De mens ontwikkelt zich ook
  • lichamelijke ontwikkeling
  • geestelijke ontwikkeling
  • motorische ontwikkeling

Slide 21 - Tekstslide

Geestelijke ontwikkeling
De geestelijke ontwikkeling verandert: 

  • Verstand / begrip

  • Gevoelsleven

  • Karakter

Slide 22 - Tekstslide

Motorische ontwikkeling
Bijvoorbeeld:

- kruipen
- lopen
- fietsen

maar ook:
leren schrijven, huppelen, een salto maken ......

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Hierna volgen 4 vragen over levensfasen!

Slide 25 - Tekstslide

een levensfase is..
A
een periode in een mensenleven waarin je lichaam en je hersenen veranderen
B
een periode in een mensenleven waarin je lichaam en je hersenen groeien
C
een periode in een mensenleven waarin je je hersenen ontwikkelen
D
een periode in een mensenleven waarin je lichaam verandert

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde van levensfasen.
A
Baby, peuter, kleuter, schoolkind, adolescent, puber, volwassene, ouder
B
Baby, kleuter, peuter, schoolkind, puber, adolescent, volwassene, ouder
C
Baby, peuter, kleuter, schoolkind, puber, adolescent, volwassene, ouder
D
Baby, kleuter, peuter, schoolkind, adolescent, puber, volwassene, ouder

Slide 27 - Quizvraag

De levensfase van een baby duurt..
A
0-1 jaar
B
0- 5 maanden
C
0-1.5 jaar
D
0-2 jaar

Slide 28 - Quizvraag

Welke geestelijke ontwikkeling hoort er bij een puber
A
Leren praten
B
Emoties een naam geven
C
Seksuele voorkeur ontwikkelen
D
Leren fietsen

Slide 29 - Quizvraag

leerdoelen 1.4
Aan het einde van de les:
  • weet je dat door fotosynthese voedsel en zuurstof ontstaat voor dieren en mensen
  • kan je aangeven welke delen van planten de mens gebruikt als voedsel

Slide 30 - Tekstslide

1.4 Voedsel maken
Om te leven heb je voedsel nodig.
Planten maken voedsel voor alle organismen.
Ook voor zichzelf.


Slide 31 - Tekstslide

1.4 Voedsel maken
Je eet een boterham met kaas en tomaat.

Is voor dit eten een plant nodig?

Slide 32 - Tekstslide

De boterham (brood) is gemaakt van tarwe.
Tarwe is het zaad van een plant.
Ook de tomaat komt van een plant.

De kaas is gemaakt van melk. Melk komt van een koe.
Een koe is geen plant. Maar een koe eet wel planten (gras).
Dus voor melk zijn ook planten nodig.




Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

1.4 Voedsel maken
Mensen en dieren moeten eten om in leven te blijven.
Planten hoeven geen andere organismen te eten.
Zij maken hun eigen voedsel.
Dat doen ze in hun bladeren.

In de bladeren van planten vindt fotosynthese plaats.



Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

1.4 Voedsel maken
In het vorige filmpje wordt iets verteld over de fotosynthese.
Je hoeft niet alles hiervan te weten.

Wat je wel moet weten, leg ik uit op de volgende bladzijde (en staat ook in je boek)

Slide 37 - Tekstslide

1.4 Voedsel maken
In de bladeren van planten vindt fotosynthese plaats.
Daarmee maakt een plant voedsel voor zichzelf.

Voor fotosynthese is licht nodig.
Fotosynthese vindt dus alleen plaats als het licht is (overdag).





Slide 38 - Tekstslide

1.4 Voedsel maken
Bij fotosynthese ontstaat de stof glucose (een soort suiker).
De glucose is voedsel voor de plant.

Mensen en dieren kunnen niet hun eigen voedsel maken.
Zij eten andere organismen (o.a. planten) om in leven te blijven.


Slide 39 - Tekstslide

1.4 Voedsel maken
Bij fotosynthese ontstaat ook zuurstof.
Hierdoor komt er steeds nieuwe zuurstof in de lucht.

Mensen en dieren ademen deze zuurstof in. Zonder zuurstof kunnen wij niet leven.
Fotosynthese is daarom erg belangrijk voor het leven op aarde.

Slide 40 - Tekstslide

1.4 Voedsel maken
Mensen eten delen van een plant als voedsel.

De meeste groente die we eten zijn de bladeren van planten.
Soms eten mensen ook de bloemen van planten.


Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide