HNE Duits M4 Brief: veel fouten und Artikeln studieren

Herzlich willkommen im Deutschunterricht
Heute
Dienstag 13. Februar 2024
 Woche 7 - Winter
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herzlich willkommen im Deutschunterricht
Heute
Dienstag 13. Februar 2024
 Woche 7 - Winter

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir heute?
- wir schauen den Brief an - 15 Minuten
- wir gehen weiter mit unsere Artikeln - 30 Minuten
- wir reden noch ein bisschen (mit Hilfe von Spielen)

Slide 2 - Tekstslide

meest gemaakte fouten
1. Briefregels
Datum: Amersfoort, 13. Februari 2024 usw
Aanhef: Liebe/lieber/Hi/Hallo en erna een komma ","
Na de aanhef: GEEN hoofdletter 
Begin met: wie geht's dir? Mir geht's gut. (8 woorden). 
Na de afsluitende groet: (Tschüss, Liebe Grüße usw) GEEN komma

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdletters
viele von den menschen verkleiden sich. am donnerstag pünktlich um 11.11 uhr ist es mit dem weiber-fastnacht losgegangen. obwohl es teilweise in strömen geregnet hat, haben hundert-tausende menschen in köln, düsseldorf und mainz auf den straßen gefeiert. an weiber-fastnacht sind in düsseldorf wie jedes jahr frauen ins rathaus gestürmt. sie haben dem bürgermeister seine krawatte abgeschnitten. 

Slide 4 - Tekstslide

Vervoegingen
Ich habe / du hast / wir haben
Ich bin / du bist / wir sind
Ich kann / du kannst / wir können
Ich will / du willst / wir wollen
Ich werde / du wirst / wir werden

Voltooid deelwoord: ge + stam + t (gemacht)

Slide 5 - Tekstslide

Vervoegingen
Ich habe / du hast / wir haben
Ich bin / du bist / wir sind
Ich kann / du kannst / wir können
Ich will / du willst / wir wollen
Ich werde / du wirst / wir werden

Voltooid deelwoord: ge + stam + t (gemacht)
i      +e
d    +st
e     +t
w    +en
i      +t
s     +en

Slide 6 - Tekstslide

Gebruik van de voorzetsels nach, zu & in
nach
zu
in
vertaling: naar (of na)
vertaling: naar
vertaling: naar
'nach' gebruik je bij steden en landen (zonder een vast lidwoord)
Ich fahre nach Hamburg. 
Je gebruikt 'zu' als je ergens naartoe gaat. Dat kan de school zijn of de supermarkt. (bij dingen)
Ich fahre zur Schule.
Je gebruikt 'in' bij landen met een lidwoord.
Wir fliegen in die Schweiz.
Wir fliegen in die USA.

Ook gebruik je het als je naar iemand toe gaat, dus bij personen.
Ich gehe zu Sylvia.

Ook gebruik je in bij vaste combinaties
in die Schule / in die Kirche / in die Disko gehen
ins Theater / ins Konzert / ins Museum / ins Bett gehen

Slide 7 - Tekstslide

voorzetsels en grammaticakaart
Hoe zat het ook alweer met de naamvallen?
für                       (hem)
bei                       (haar)
mit                   Bus (m) 
in             Ferien (mw)
bis  zu             Ende (o)


Slide 8 - Tekstslide

Artikeln:
1. Geef een titelverklaring.
2. Leg uit wat het onderwerp van het artikel is, leg uit waarom je dat vindt.
3. Beschrijf de hoofdgedachte van het artikel.
4. Schrijf van elke alinea de kernzin op. Vertaal deze kernzin in het Nederlands.
5. Geef antwoord op de w-vragen wie, wat waar, wanneer, hoe, waarom.
6. Geef jouw mening over het artikel en onderbouw jouw mening met een duidelijk voorbeeld.
7. Maak een woordenlijst van dit artikel met ten minste 10 moeilijke/ onbekende woorden. Schrijf de Nederlandse vertaling hierachter.



timer
30:00
Na de les lever je je mapje in

Slide 9 - Tekstslide

Tschüss

Slide 10 - Tekstslide