§3.4 Tussen de wereldoorlogen

Tussen de wereldoorlogen
Het interbellum
In deze les kun je 14 punten verdienen!
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Tussen de wereldoorlogen
Het interbellum
In deze les kun je 14 punten verdienen!

Slide 1 - Tekstslide

Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga

Slide 2 - Tekstslide

Aan het eind:
- kun je 3 politieke stromingen met bijbehorende kenmerken opnoemen die begin vorige eeuw opkwamen. 

- weet je oorzaken en gevolgen van de (economische) crisisjaren van de jaren '30 te benoemen in vooral Nederland.

Slide 3 - Tekstslide

Russische Revolutie 1917
Rusland van een tsarenrijk in een dictactuur o.l.v. Lenin. Hij voert het communisme in. 
Kenmerken communisme:

In volgende dia: Clipphanger 'Wat is communisme'? (0:58)
1. Alle bezit is van de staat;
2. 1 leider heeft alle macht;
3. Er is een totalitaire staat (de staat beheerst de volledige samenleving,  bv manier van denken);
4. Alle andere politieke partijen zijn verboden;
5. De bevolking wordt onderdrukt met terreur (bangmakerij met geweld);
6. Opvolger Stalin (vanaf 1922) voert ook een planeconomie in (de overheid bepaalt per 5 jaar wat boerderijen en fabrieken moeten produceren)

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Welke uitspraak over het communisme is onjuist?
A
Toen Rusland een communistisch land werd, kreeg het de nieuwe naam 'de Sovjet-Unie' met een nieuwe vlag (zie plaatje hierboven)
B
Een kenmerk van het communisme is het toepassen van terreur.
C
De Russische Revolutie was in 1917
D
Stalin wordt gezien als oprichter van het communisme.

Slide 6 - Quizvraag

Het fascisme
Kenmerken:
1. Er is een dictator die bepaalt wat goed is (bv Mussolini in Italie);
2. Fascisme is anti-democratisch en nationalistisch (eigen staat is belangrijkst);  
3. Fascisme gaat uit van ongelijkheid (de hoogontwikkelden moet de laagontwikkelden leiden);
4. Geweld is goed (geen woorden, maar daden), knokploegen (bv 'de zwarthemden' in Italie) bewaken met geweld de rust; 
5. De vrouw is ondergeschikt: haar taak is het krijgen van kinderen.
6. Toepasen van indoctrinatie (het opdringen en inprenten - hersenspoeling - van jouw ideeen via media)


Volgende dia: Cliphanger 'Wat is facisme'? (1:26)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Het nationaal-socialisme, ook wel Nazi's
Kenmerken:
1. Dezelfde kenmerken als het facisme,  maar dan in Duitsland o.l.v. Hitler, plus
2. Racistisch (arische ras het beste) door het toepassen van de rassenleer
Polititieke partij: De NSDAP

Slide 9 - Tekstslide

Welke politieke stroming heeft als kenmerk dat het racistisch is?
A
Het communisme
B
Het fascisme
C
Het nationaalsocialisme
D
Geen van de genoemde politieke stromingen is juist.

Slide 10 - Quizvraag

Beurskrach (24 oktober 1929 - 'zwarte donderdag')
Alle genoemde extreme manieren om een land te besturen (communisme, faciscme en nationaalsocialisme) kregen meer aanhangers toen vanaf 1929 een economische crisis ontstond in de VS en later de hele wereld raakte. Gevolg: bedrijven falliet, mensen ontslagen en grote armoede).
Volgende dia: Hoe ging het met Nederland in deze crisisjaren?                    Crisisjaren - Histoclips (+ 13:00)


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Twee uitspraken:
1. De economische crisis was vooral in de jaren '20 van de vorige eeuw en begon in de Verenigde Staten.

2. De economische crisis in de Verenigde Staten werd veroorzaakt doordat de Amerikaanse bevolking zoveel nieuwe spullen had gekocht, waardoor zij geen behoefte meer hadden om nog meer te kopen. Fabrieken bleven nu met hun producten zitten en hadden dus geen arbeiders meer nodig.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Hoe heette de Nederlandse minister-president tijdens de crisisjaren van de jaren '30 in de vorige eeuw?
A
Rutte
B
Drees
C
Colijn
D
Schaepman

Slide 14 - Quizvraag

Twee uitspraken:

1. Door de Russische Revolutie werd Rusland (ook wel de Sovjet-Unie) een nationaal-socialistisch land.

2. Hiernaast zie je de vlag van Rusland.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 15 - Quizvraag

0

Slide 16 - Video

Twee uitspraken:

1. Het communisme, het fascisme en het nationaal-socialisme kennen alle drie een dictatuur.

2. Lenin (zie plaatje hiernaast) was een fascist.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Adolf Hitler is een....
A
communist
B
fascist
C
nationaal-socialist
D
nationaal-democraat

Slide 18 - Quizvraag


In welk land start de wereldwijde economische crisis van de jaren '30 van de vorige eeuw?
A
nazi-Duitsland
B
de Verenigde Staten van Amerika
C
Engeland
D
Nederland.

Slide 19 - Quizvraag


Bij het vak geschiedenis heb je verschil tussen een aanleiding en een oorzaak.
Een aanleiding: een reden die op 1 dag  plaatsvindt
Een oorzaak (trigger): een reden die lange tijd (bv enkele jaren) duurt.

Uitspraak 1: De Beurskrach op 24 juli 1929 is de aanleiding/ oorzaak van de wereldwijde economische (aandelen) crisis uit de vorige eeuw.
Uitspraak 2: Een hoge werkloosheid in Nederland (en andere landen) is een oorzaak / gevolg van de aandelencrisis uit de vorige eeuw.
A
1. aanleiding, 2. oorzaak
B
1. aanleiding, 2. gevolg
C
1. oorzaak, 2. oorzaak
D
1. oorzaak, 2. gevolg

Slide 20 - Quizvraag


Klik hiernaast op de print screen om in te zoomen.
Bij het vak geschiedenis heb je geschreven en ongeschreven bronnen.
Geschreven bronnen kennen een stuk tekst (bv dagboek), ongeschreven bronnen niet (bv schilderij).
Daarnaast heb je directe en indirecte bronnen.
Een directe (primaire) bron is een overblijfsel uit de tijd waarin de bron zelf gemaakt is, een indirecte (secundaire) bron niet.
De voorpagina van de Amerikaanse krant van vrijdag 25 oktober 1929 is een .........
A
geschreven directe bron
B
geschreven indirecte bron
C
ongeschreven directe bron
D
ongeschreven indirecte bron

Slide 21 - Quizvraag


Bekijk hiernaast een print screen van 5:45.

Wat hoort hoort op het rode kruisje (....X....) te staan?
A
werkverschaffingsproject
B
een stempellokaal
C
werk
D
de aandelencrisis

Slide 22 - Quizvraag


Twee uitspraken:
1. Een bedoeld / onbedoeld gevolg van de aandelencrisis is dat werklozen in Nederland gaan 'zwartwerken'.

2. Een bedoeld / onbedoeld gevolg van de hoge werkloosheid is een massale opstand in Amsterdam in 1934 waar zes mensen bij omkomen.
Hierna: sleepvraag.
A
1. bedoeld, 2. bedoeld
B
1. bedoeld, 2. onbedoeld
C
1. onbedoeld, 2. bedoeld
D
1. onbedoeld, 2. onbedoeld

Slide 23 - Quizvraag

Sleep de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde:
Hierna: evaluatie leerdoelen.
Hierna: sleepvraag.
De Eerste Wereldoorlog komt ten einde.
Werkverschaf-fingsprojecten worden ingezet.
De Tweede Wereldoorlog start.
In de Verenigde Staten is een aandelencrisis

Slide 24 - Sleepvraag

Zet de onderstaande gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde door te slepen:
--->
--->
--->
--->
Hierna: evaluatie leerdoelen.
Russische Revolutie
Beurskrach
De crisis is in Nederland zo groot dat Colijn 'de steun' moet verlagen
De wereldwijde economische crisis is ten einde.
Bij een protestactie in Amsterdam vallen 6 doden.

Slide 25 - Sleepvraag


Evaluatie; Stel, je moet verhuizen naar een communistisch land, of naar een fascistisch land, of naar een nationaal-socialistisch land.

Welk land zou je dan kiezen? Leg je keuze met een goede reden uit:
timer
1:00

Slide 26 - Open vraag