Carnavalsquiz
1 / 19
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat betekent het woord carnaval?
A
Vaarwel feest
B
Vaarwel bier
C
Vaarwel vlees
D
Vaarwel
Slide 2 - Quizvraag
Wanneer werd carnaval voor het eerst gevierd?
A
Gouden eeuw
B
Middeleeuwen
C
prehistorie
D
1950
Slide 3 - Quizvraag
Waar wordt carnaval in Nederland het meest gevierd?
A
Overal in Nederland.
B
In Eindhoven
C
In het zuiden van Nederland.
D
In Den Bosch
Slide 4 - Quizvraag
Op welke dag is carnaval afgelopen?
A
zondag
B
dinsdag
C
maandag
D
woensdag
Slide 5 - Quizvraag
Joost drinkt 12 halve liters bier
Hoeveel liter bier heeft Joost gehad?
Hoeveel liter bier heeft Joost gehad?
A
12
B
8
C
12,5
D
6
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Video
Wat zingen ze in het refrein?
'Sie hatte...
'Sie hatte...
A
ze heeft geen schoenen meer aan
B
ze heeft nu schoenen aan
C
ze heeft geen schoenen
D
ze heeft alleen nog schoenen aan
Slide 8 - Quizvraag
Wie is de baas tijdens carnaval?
A
raad van elf
B
alle kinderen
C
Prins Carnaval
D
Prinses Carnaval
Slide 9 - Quizvraag
Waar vier jij (normaal)altijd carnaval?
A
Dorp
B
Stad
C
Buiten
D
Thuis
Slide 10 - Quizvraag
In welke taal (behalve NL) worden de meeste carnavalsliedjes gezongen?
A
Engels
B
Frans
C
Duits
D
Belgies
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Video
Wat zijn carnavalkrakers?
A
Dan wordt er gekraakt bij carnaval.
B
Liedjes die je heel veel hoort tijdens carnaval.
C
Dan hoor je je botten kraken als je danst.
Slide 13 - Quizvraag
Hoe noem je de woensdag na carnaval
A
Kruisjeswoensdag
B
Haringhapwoensdag
C
Aswoensdag
D
Waswoensdag
Slide 14 - Quizvraag
Wat doe je na carnaval?
A
Uitkateren
B
Bidden
C
Vasten
D
Naar de kerk gaan
Slide 15 - Quizvraag
Met welk feest wordt de vastenperiode afgesloten?
A
Pasen
B
Hemelvaart
C
Pinksteren
D
Kerst
Slide 16 - Quizvraag
Houdt mevrouw Klerks van carnaval?
A
Ja
B
Nee
Slide 17 - Quizvraag
Vier jij carnaval (normaal gesproken)?
A
Ja
B
Nee
