H2 het weer paragraaf 1 het deeltjesmodel

H3 water
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H3 water

Slide 1 - Tekstslide

deeltjes / moleculen
Alle stoffen om ons heen zijn opgebouwd uit kleine deeltjes die onzichtbaar zijn voor het blote oog. Deze deeltjes noemt men moleculen.

Een kleine hoeveelheid van een stof, bijvoorbeeld een paar druppels water, bestaat al uit miljoenen moleculen. moleculen zijn de bouwstenen van stoffen. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

deeltjesmodel
Alle moleculen van een stof trillen/bewegen. Als je een stof verwarmt, dan gaan deze deeltjes steeds harder trillen en botsen ze, waardoor ze zich verder uit elkaar gaan bevinden. 

Als een stof zich in de vaste vorm bevindt, dan zitten de deeltjes vast in een rooster op een vaste plaats en kunnen ze alleen op hun plaats trillen. (ruimte tussen de moleculen is erg klein)

Als een stof zich in de vloeibare fase bevindt, dan gaan de deeltjes ook van hun plaats af bewegen en botsen. (ruimte tussen de moleculen is iets groter)

Als een stof zich in de gasvormige fase bevindt, dan bewegen de deeltjes zich op zijn snelst en botsen ze erg hard. (ruimte tussen de moleculen is erg groot)

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Deeltjesmodel 
1 —> deeltjes (moleculen) vaan een stof veranderen niet! 
(Wanneer een stof van fase verandert, dan Gaan de deeltjes alleen dichterbij elkaar of verder van elkaar af gaan bewegen)

2 —> deeltjes van een stof bewegen voortdurend. (Wanneer je een stof verwarmt, dan gaan de deeltjes steeds sneller bewegen en kunnen ze los komen van de andere deeltjes).

3 —> deeltjes van een stof trekken elkaar aan. 
(Wanneer deeltjes los willen komen van elkaar, dan moet je dus die aantrekkingskracht verbreken met een grote hoeveelheid energie (warmte toevoegen).  In de vaste fase zitten de deeltjes het dichtst bij elkaar en is de aantrekkingskracht dus het grootst.

Slide 7 - Tekstslide

In welke fase is de ruimte tussen de moleculen het kleinst?
A
Vaste fase
B
Vloeibare fase
C
Gasvormige fase

Slide 8 - Quizvraag

In welke fase is de aantrekkingskracht tussen de moleculen het kleinst?
A
Vaste fase
B
Vloeibare fase
C
Gasvormige fase

Slide 9 - Quizvraag

Leg met behulp van het deeltjesmodel uit waarom je een gas wel kunt samen persen, maar een vaste stof niet?

Slide 10 - Open vraag

3 fasen

Slide 11 - Tekstslide

fasen en fase-overgangen
Alle stoffen om je heen kunnen voorkomen in verschillende fases. 
Een fase is een toestand waarin een stof verkeert. 
Er zijn 3 fasen, namelijk: 
vast (s), 
vloeibaar (l) en 
gas (g).

Wanneer je stoffen verwarmt of juist afkoelt, dan kan een stof van fase veranderen. Denk  maar eens aan een ijsblokje dat je verwarmt, deze bevond zich in de vaste fase en is plots vloeibaar geworden. Wanneer een stof verandert van fase, dan noem je dit een fase-overgang. Er zijn 6 fase-overgangen zie (pijlen) volgende dia.

Slide 12 - Tekstslide

Welke afkorting gebruik je voor een stof in de vloeibare fase
A
s
B
l
C
v
D
g

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Welk nummer geeft de fase-overgang stollen weer?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 20 - Quizvraag

Welk nummer geeft de fase-overgang condenseren weer?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 21 - Quizvraag

Hoe Noem je de faseovergang waarbij een ijsblokje vloeibaar wordt?
A
Smelten
B
Stollen
C
Verdampen
D
Condenseren

Slide 22 - Quizvraag

Hoe Noem je de faseovergang waarbij het gasvormige water dat je uitademt als waterdruppeltjes zichtbaar worden op de ruit?
A
Smelten
B
Stollen
C
Verdampen
D
Condenseren

Slide 23 - Quizvraag

Hoe Noem je de faseovergang waarbij een vloeibaar kaarsvet weer vast wordt?
A
Smelten
B
Stollen
C
Verdampen
D
Condenseren

Slide 24 - Quizvraag

Hoe Noem je de faseovergang waarbij natte Kleding aan de waslijn buiten door de zon weer droog wordt?
A
Smelten
B
Stollen
C
Verdampen
D
Condenseren

Slide 25 - Quizvraag

Kristalstructuur van ijs

Slide 26 - Tekstslide

Hagel (vast)
Sneeuw (vast)
Ijs (vast)
Rijp (vast)
Mist (vloeibaar)
Wolken (vloeibaar)
Regen (vloeibaar)
Heldere lucht (gas)

Slide 27 - Tekstslide

In de lucht zitten verschillende stoffen, bijvoorbeeld zuurstof, stikstof, koolstofdioxide en waterdamp. In welke fase bevindt waterdamp zich?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas

Slide 28 - Quizvraag

In welke fase bevindt water zich wanneer het als hagel uit de lucht valt?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas

Slide 29 - Quizvraag

In welke fase bevindt water zich wanneer het als regen uit de lucht valt?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas

Slide 30 - Quizvraag

In welke fase bevindt water zich wanneer het als het als mist in de lucht hangt?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas

Slide 31 - Quizvraag

In welke fase bevindt water zich wanneer je een helder blauwe lucht ziet?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas

Slide 32 - Quizvraag

In welke fase bevindt water zich bij B?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
D
Er is daar geen water

Slide 33 - Quizvraag