VWO 3 - Woordenschat h3

Woordenschat

 

Beeldspraak


Herhaling klas 2

Hoofdstuk 1 en 2

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat

 

Beeldspraak


Herhaling klas 2

Hoofdstuk 1 en 2

Slide 1 - Tekstslide

Beeldspraak: vergelijking, metafoor, personificatie en metonymie
- Bij beeldspraak gebruik je woorden in een
   figuurlijke betekenis.

- Goede beeldspraak maakt een tekst mooier,
   duidelijker en krachtiger.

Slide 2 - Tekstslide

Vergelijking
In een vergelijking zet je twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken, het object en het beeld.

De vijand kwam als een dief in de nacht
Hij ging er als een haas vandoor
Zij heeft een hart van goud
Zo rood als een kreeft

Slide 3 - Tekstslide

Metafoor
Het object wordt helemaal vervangen door het beeld. Metaforen kunnen ook werkwoorden zijn.

Het schip der woestijn (kameel)
Een tsunami van nieuwe voorschriften (een enorme berg)
Een vruchtbare vergadering (een vergadering met resultaat)

Ik brand van verlangen
Ze heeft hem met alle schulden laten zitten.

Slide 4 - Tekstslide

Personificatie

Met een personificatie stel je een levenloos ding voor als een persoon.

 

De zon streelde onze wangen

het gevaar loerde op elke hoek van de straat
papier is geduldig

Slide 5 - Tekstslide

Metonymia

Veel beeldspraak berust op een overeenkomst tussen object en beeld (vergelijking, metafoor). Beeldspraak kan ook een ander verband tussen object en beeld beschrijven:

 

Veel mensen willen meer blauw op straat (blauw = politie)

Toen hij het veld opkwam, juichte het stadion (stadion = publiek)
Mijn Nikes zijn helemaal nat geworden (Nikes = schoenen van het merk Nike)

Slide 6 - Tekstslide

Woordenschat

 

Beeldspraak


Klas 3

Hoofdstuk 3

Slide 7 - Tekstslide

Beeldspraak: asyndetische vergelijking, synesthesie, homerische vergelijking
- Als vorm van beeldspraak kennen we nu dus de vergelijking, daar zijn twee bijzondere varianten op.
- Ook van de metafoor is er nog een andere variant dan je tot nu geleerd hebt.

Slide 8 - Tekstslide

Geef in de volgende quizvragen aan of de delen in HOOFDLETTERS meer op een vergelijking of een metafoor lijken.

Slide 9 - Tekstslide

Christines heldere ogen, FIJN KRISTAL, schitterden in de lage avondzon.
A
vergelijking
B
metafoor

Slide 10 - Quizvraag

Uit zijn mond vloeien ZOETE WOORDEN, zodra hij Agnes ziet.
A
vergelijking
B
metafoor

Slide 11 - Quizvraag

Helena sprong elegant over het hek en holde naar de ijskar, ALS EEN HINDE DIE HET VOORJAAR RUIKT EN DE WATERBRON ZOEKT OM HAAR DORST TE LESSEN.
A
vergelijking
B
metafoor

Slide 12 - Quizvraag

Door de fraaie zomer heeft deze wijn een RONDE SMAAK gekregen.
A
vergelijking
B
metafoor

Slide 13 - Quizvraag

Franka heeft haar vriendje Trevis, de trouwe hond, compleet in haar macht.
A
vergelijking
B
metafoor

Slide 14 - Quizvraag

Asyndetische vergelijking
- dit is een vergelijking waarbij het verbindingswoord tussen beeld en object, bijvoorbeeld als, zoals, lijken​​, is weggelaten:  

Mark, die magere lat, zou wat beter moeten eten.
Karel, een echte angsthaas, ging er pijlsnel vandoor.

Slide 15 - Tekstslide

Synesthesie
- dit is een combinatie van twee zintuiglijke indrukken, bijvoorbeeld de tastzin en het gehoor of smaak en gehoor:  

de warme klanken van de hoorn
de bittere woorden van de vernederde ex

Slide 16 - Tekstslide

Homerische vergelijking
- dit is een vergelijking waarbij het beeld breed is uitgewerkt; dit soort vergelijking komt veel voor in het werk van Homerus:  

Rij na rij bewogen de Grieken zich voorwaarts. Zoals de golven der zee dicht na elkander aanrollen op de ruisende kust, gezweept door de wind uit het westen – (…) zo dicht opeen rukten de rijen gestaag in de strijd op. (Ilias IV) 

Slide 17 - Tekstslide

Christines heldere ogen, FIJN KRISTAL, schitterden in de lage avondzon.
A
asyndetische vergelijking
B
synesthesie
C
homerische vergelijking

Slide 18 - Quizvraag

Uit zijn mond vloeien ZOETE WOORDEN, zodra hij Agnes ziet.
A
asyndetische vergelijking
B
synesthesie
C
homerische vergelijking

Slide 19 - Quizvraag

Helena sprong elegant over het hek en holde naar de ijskar, ALS EEN HINDE DIE HET VOORJAAR RUIKT EN DE WATERBRON ZOEKT OM HAAR DORST TE LESSEN.
A
asyndetische vergelijking
B
synesthesie
C
homerische vergelijking

Slide 20 - Quizvraag

Door de fraaie zomer heeft deze wijn een RONDE SMAAK gekregen.
A
asyndetische vergelijking
B
synesthesie
C
homerische vergelijking

Slide 21 - Quizvraag

Franka heeft haar vriendje Trevis, DE TROUWE HOND, compleet in haar macht.
A
asyndetische vergelijking
B
synesthesie
C
homerische vergelijking

Slide 22 - Quizvraag

SAMENVATTING
Je hebt dus beeldspraak uit klas 2 herhaald. Je weet nu het verschil tussen de volgende vormen van beeldspraak:
- een vergelijking    (een kop als een boei)
- een metafoor    (ruim je zwijnenstal eens op)
- een personificatie    (de bomen fluisteren haar naam)
- een metonymia    (ik lust nog wel een glaasje)  

Slide 23 - Tekstslide

SAMENVATTING
Uit woordenschat hoofdstuk 3 ken je nu 3 nieuwe vormen van beeldspraak:
- de asyndetische vergelijking    (Mijn vader, de held, helpt arme mensen)
- de synesthesie    (met een scherpe blik)
- de homerische vergelijking    (Hij ontstak in woede, heftig als die van 
een Amsterdammer aan een autostuur, die, rijdend door rood licht, komende van links, moet wijken voor een ander, die van rechts door groenlicht nadert... Zo was zijn toorn.)

Slide 24 - Tekstslide

Noem drie dingen die je deze les hebt geleerd?

Slide 25 - Open vraag

Wat vind je nog onduidelijk?

Slide 26 - Open vraag