2vwo oefenen met koppelwerkwoorden, hulpwerkwoorden en zelfstandig werkwoorden

Hij is misselijk geworden van een ijsje.
is
misselijk
geworden
van
een
Hulpwerkwoord
Onbepaald lidwoord
Koppelwerkwoord
bijvoeglijk naamwoord
voorzetsel
1 / 31
volgende
Slide 1: Sleepvraag
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hij is misselijk geworden van een ijsje.
is
misselijk
geworden
van
een
Hulpwerkwoord
Onbepaald lidwoord
Koppelwerkwoord
bijvoeglijk naamwoord
voorzetsel

Slide 1 - Sleepvraag

Een naamwoordelijk gezegde heeft altijd een koppelwerkwoord.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quizvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Kun
je
niet
beter
uitkijken!

Slide 3 - Sleepvraag

'Zijn' kan een koppelwerkwoord zijn.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Zij
laten
hun
auto
morgen
repareren. 

Slide 5 - Sleepvraag

Vind het koppelwerkwoord
A
Hij krijgt niks voor elkaar.
B
Ik hoef je geld niet.
C
Zij bleef zo onzeker.
D
De wond schrijnt verschrikkelijk

Slide 6 - Quizvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Haar
broers
zitten
me
altijd
te 
treiteren. 

Slide 7 - Sleepvraag

Er kunnen meerdere koppelwerkwoorden in een zin staan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Wat is geen koppelwerkwoord?
A
gaan
B
lijken
C
worden
D
schijnen

Slide 9 - Quizvraag

Die film zou wel eens een succes kunnen zijn!
zou

kunnen
zijn
hulpwerkwoord 1
hulpwerkwoord 2
koppelwerkwoord

Slide 10 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Hij 
heeft
weer
niet
geluisterd.

Slide 11 - Sleepvraag

Sleep alle werkwoorden naar "hulpwerkwoord" en "zelfstandig werkwoord" of "koppelwerkwoord".
hulp-
werkwoord
zelfstandig
werkwoord
koppel-
werkwoord
hebben
gisteren
Jan en Piet
gevoetbald.

Slide 12 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Hij 
kocht 
het
mooie
cadeau.

Slide 13 - Sleepvraag

Wij hadden misschien met dat project mee kunnen doen. 
hadden

kunnen

meedoen
timer
0:20
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord

Slide 14 - Sleepvraag

Hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
Koppelwerkwoord
Wij hebben een ijsje gekocht.
Mijn kat is erg lui.
Ons konijn is ontsnapt.
Ik word altijd blij van jou!

Slide 15 - Sleepvraag

Hij is altijd heel lief geweest.
Wat is het koppelwerkwoord?
A
is
B
geweest

Slide 16 - Quizvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Morgen
wordt
het
feest
gevierd.

Slide 17 - Sleepvraag

Maak zelf een zin met het koppelwerkwoord 'worden'

Slide 18 - Open vraag

Zij zou wel eens grappig kunnen zijn.
zou

kunnen
zijn
hulp
werkwoord
hulp
werkwoord
koppel
werkwoord

Slide 19 - Sleepvraag

Een koppelwerkwoord hoort bij een
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 20 - Quizvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Max
zou
dat
gedaan
kunnen
hebben.

Slide 21 - Sleepvraag

Wat is GEEN koppelwerkwoord?
A
gaan
B
lijken
C
worden
D
schijnen

Slide 22 - Quizvraag

hulpwerkwoord
koppelwerkwoord
Hij is bleek geworden.
Zij is een docent. 
Hij blijkt grappig te zijn.
Zij is een optimist gebleven.
De fietser werd misselijk.
Hij wil agent worden.

Slide 23 - Sleepvraag

Wij
Koppelwerkwoord
Hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
hadden
moeten 
kunnen
lopen

Slide 24 - Sleepvraag

Is 'is' een koppelwerkwoord?
De kermis is begonnen.
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quizvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Zij heeft haar pen niet meer gevonden.
Over een paar weken is het alweer vakantie.
Van deze opdracht konden ze veel geleerd hebben
De mentoren willen hun leerlingen goed begeleiden.

Slide 26 - Sleepvraag

Wat zijn voorbeelden van koppelwerkwoorden?
A
zijn, worden & moeten
B
voorkomen, heten & dunken
C
blijken, lijken & hebben
D
blijven, zijn & worden

Slide 27 - Quizvraag

Hij is ziek geworden.

Wat is het koppelwerkwoord?
A
is
B
geworden

Slide 28 - Quizvraag

Wat zijn de 9 koppelwerkwoorden?

Slide 29 - Open vraag

Waarom heet een koppelwerkwoord een koppelwerkwoord?

Slide 30 - Open vraag

Maak een zin met 'zijn' als koppelwerkwoord

Slide 31 - Open vraag