Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
zwakke regelmatige ww + haben en sein
zwakke werkwoorden Duits
1 / 39
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-3
In deze les zitten
39 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
zwakke werkwoorden Duits
Slide 1 - Tekstslide
Wat zijn ook alweer de persoonlijke vnw. in het Nederlands?
Slide 2 - Woordweb
De persoonlijke vnw in het Nederlands zijn:
ik wij
jij jullie
hij zij
zij u
het
Slide 3 - Tekstslide
Wist jij ze allemaal?
A
ja
B
nee
Slide 4 - Quizvraag
De persoonlijke vnw in het Duits zijn:
ik = ich
jij = du
hij/zij/het = er/sie/es
wij = wir
jullie = ihr
zij/ u = sie/Sie
(Neem dit rijtje over in je aantekeningenschrift)
Slide 5 - Tekstslide
Sleepvraag
Er volgt nu een sleepvraag.
Zorg dat de woorden op de juiste plek komen te staan
Slide 6 - Tekstslide
ik
jij
hij
wij
jullie
zij
het
zij
u
du
wir
sie
Sie
sie
ihr
es
er
ich
Slide 7 - Sleepvraag
Had jij ze allemaal goed?
A
ja
B
nee
Slide 8 - Quizvraag
Maak nu de volgende invuloefening.
Geef de vertaling van het woord dat tussen haakjes staat.
Denk hierbij ook aan de hoofdletters!
Slide 9 - Tekstslide
(Wij) sind zu Hause.
Slide 10 - Open vraag
Woher kommst (jij)?
Slide 11 - Open vraag
Wohnt (jullie) auch in München?
Slide 12 - Open vraag
Haben (u) die Noten, Herr Jansen?
Slide 13 - Open vraag
Wie spät ist (het)?
Slide 14 - Open vraag
Nu naar de werkwoorden
Slide 15 - Tekstslide
Hoe krijg je de stam?
Hele werkwoord min en is de stam
de
-en
of
-n
weg te laten
Voorbeelden:
wohnen - en = wohn
spielen - en = spiel
kommen - en = komm
machen > mach; spielen > spiel; radeln > radel
Slide 16 - Tekstslide
Het werkwoord komt er dan als volgt uit te zien:
mach
en
spiel
en
ich mach- spiel-
du mach- spiel-
er/sie/es mach- spiel-
wir mach- spiel-
ihr mach- spiel-
sie/Sie mach- spiel-
Slide 17 - Tekstslide
Ezelsbruggetje
Achter de stam van het werkwoord komt de uitgang.
Dit zijn de volgende letters:
(FE)
E - ST - T - EN - T - EN
Slide 18 - Tekstslide
Het werkwoord komt er dan als volgt uit te zien:
(Fe) (Fe)
ich mach
e
spiel
e
du mach
st
spiel
st
er/sie/es mach
t
spiel
t
wir mach
en
spiel
en
ihr mach
t
spiel
t
sie/Sie mach
en
spiel
en
Slide 19 - Tekstslide
Oefen nu zelf en kijk of je het snapt:
vertaal 'hij speelt'
spielen (= spelen)
A
er spielt
B
er spielst
C
du spielst
D
du spielt
Slide 20 - Quizvraag
Welke twee vervoegingsvormen hebben het hele werkwoord?
A
er/sie/es + wir
B
ich + wir
C
er/sie/es + ihr
D
wir + sie/Sie
Slide 21 - Quizvraag
Vertaal:
jullie kopen
kaufen (= kopen)
A
ihr kauft
B
sie kauft
C
er kauft
D
du kauft
Slide 22 - Quizvraag
Nog 1 klein puntje:
Als de stam op een 's'-klank eindigt (bijv. s, ss, ß, z):
dan komt er bij
du
alleen een
't'
achter de stam
(Anders zou je twee keer een 's' hebben staan en dat had je waarschijnlijk automatisch al weggelaten, toch?)
Slide 23 - Tekstslide
Het werkwoord komt er dan als volgt uit te zien:
heiß
en
ich heiß
e
du heiß
t
er/sie/es heiß
t
wir heiß
en
ihr heißt
sie/Sie heiß
en
Slide 24 - Tekstslide
Nog een laatste keer oefenen:
Hoe zeg je 'jij heet Thom'?
heißen (= heten)
A
er heißt Thom
B
du heißst Thom
C
du heißt Thom
D
er heißst Thom
Slide 25 - Quizvraag
en nu 'jij danst'?
tanzen (= dansen)
A
du tanzest
B
du tanzst
C
du tanzt
Slide 26 - Quizvraag
du .................. ?
beißen
A
du beißt
B
du beißst
C
du beißest
Slide 27 - Quizvraag
Ken je de regels voor het vervoegen van de zwakke werkwoorden?
A
ja, ik ken het helemaal
B
ik ken de uitgangen nog niet goed
C
ik haal de pers. vnw nog door elkaar
Slide 28 - Quizvraag
Kan je met behulp van de regels de zwakke werkwoorden vervoegen en weet je op welke bijzonderheden je moet letten.
A
Ik ken het ezelsbruggetje en kan het goed toepassen
B
Ik ken het ezelsbruggetje, maar maak nog wel eens een foutje
C
ik weet op welke uitzondering ik moet letten
D
ik weet nog niet op welke uitzondering ik moet letten
Slide 29 - Quizvraag
Slide 30 - Video
Dan ook nog even haben en sein
Slide 31 - Tekstslide
Ich .... Lehrer. (sein)
A
sind
B
bin
C
seid
D
bist
Slide 32 - Quizvraag
Ihr .... gut gearbeitet. (haben)
A
habt
B
haben
C
hat
D
hast
Slide 33 - Quizvraag
Lisa ..... krank (sein)
A
bist
B
sind
C
ist
D
bin
Slide 34 - Quizvraag
Ihr ... zu spät (sein)
A
seid
B
sind
C
bin
D
bist
Slide 35 - Quizvraag
du ... zu spät (sein)
A
seid
B
sind
C
bin
D
bist
Slide 36 - Quizvraag
er ... zu spät (sein)
A
seid
B
ist
C
bin
D
bist
Slide 37 - Quizvraag
Ken je de vervoeging van haben en sein en kan je de juiste vervoeging in de zin bepalen?
A
geen probleem, ik had alles goed
B
haben en sein ken ik nog niet zo goed
C
Ik maak af en toe nog een foutje
Slide 38 - Quizvraag
Kijk nu terug naar de lesdoelen:
Ken je de regels voor het vervoegen van de zwakke werkwoorden?
Kan je met behulp van de regels de zwakke werkwoorden vervoegen en weet je op welke bijzonderheden je moet letten.
Ken je de vervoeging van haben en sein en kan je de juiste vervoeging in de zin bepalen?
Slide 39 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
1 MAVO FLEX 21. Januar 2022
Januari 2022
- Les met
26 slides
Duits
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 2
zwakke regelmatige ww + haben en sein TL2
Januari 2021
- Les met
29 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-3
zwakke regelmatige ww + haben en sein
December 2023
- Les met
42 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-3
zwakke regelmatige ww + haben en sein
Januari 2023
- Les met
43 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-3
zwakke regelmatige ww + haben en sein
Februari 2021
- Les met
38 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-3
zwakke regelmatige ww + haben/sein/werden 3H
November 2022
- Les met
38 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-3
Trabitur, Kapitel 3-les 1
Januari 2023
- Les met
42 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1,2
haben und sein + zwakke werkwoorden vervoegen
6 dagen geleden
- Les met
21 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2