Korte onvolledige recap periode 2 Biologie

(onvolledige) Recap periode 2 Biologie

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

(onvolledige) Recap periode 2 Biologie

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 3.1 t/m 3.6 toch?
We gaan kort terugblikken naar de highlights in de stof die we hebben reeds hebben behandeld deze periode

Niet vergeten 1.6 en 1.7!

Slide 2 - Tekstslide

v
hypertonisch: hogere concentratie opgeloste stoffen ten opzichte van een andere oplossing

isotonisch: dezelfde concentratie opgeloste stoffen als een andere oplossing

hypotonisch: lagere concentratie opgeloste stoffen ten opzichte van een andere oplossing

hypertonisch: hogere concentratie opgeloste stoffen ten opzichte van een andere oplossing

isotonisch: dezelfde concentratie opgeloste stoffen als een andere oplossing

hypotonisch: lagere concentratie opgeloste stoffen ten opzichte van een andere oplossing

Slide 3 - Tekstslide

Een aardappel ligt in een oplossing met een hogere concentratie zout ten opzichte van de concentratie zout in de aardappel. De oplossing is dus .....
A
Hypertoon
B
Hypotoon
C
Isotoon

Slide 4 - Quizvraag

Osmose bij planten.

Slide 5 - Tekstslide

Waarom knappen plantencellen minder snel open dan dierlijke cellen als ze in een hypotonische oplossing liggen?

Slide 6 - Open vraag

Samengevat:

Slide 7 - Tekstslide

Ongeslachtelijke voortplanting
  • Celdeling en afsplitsing van de cellen van de ouder: klonen.
  • Genotype hetzelfde, fenotype kan anders zijn
  • Voorbeelden: stekken en door middel van knollen

Slide 8 - Tekstslide

Weet je nog?
Vóór cellen gaan delen, moet onder andere het DNA verdubbeld worden. Ook moet het DNA gecontroleerd worden op fouten.

Binas 76A.

Slide 9 - Tekstslide

Na mitose en deling hebben onze cellen 46 chromosomen, oftewel het aantal chromosomen (en ook het DNA) blijft hetzelfde in iedere cel.

Slide 10 - Tekstslide

Waarom zijn niet al onze lichaamscellen hetzelfde terwijl ze wel uit dezelfde cel zijn ontstaan?

Slide 11 - Open vraag

Wat is GEEN functie van mitose?
A
Reparatie
B
Groei
C
Voortplanting
D
Vormen van geslachtscellen

Slide 12 - Quizvraag

Hiernaast is een celdeling weergegeven. Ontstaan hier geslachtscellen of lichaamscellen?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen

Slide 13 - Quizvraag

Soms gaat de regeling van de celdeling mis:
Welke mutagene invloeden ken je?

Slide 14 - Tekstslide

Voor de mitose zijn de chromatiden (tijdens de S-fase) verdubbeld (zuster chromatiden)

Slide 15 - Tekstslide

chromosoom
chromosoom bestaand uit 2 (zuster) chromatiden

Slide 16 - Tekstslide

Wat zien we hier?
A
2 zusterchromatiden
B
chromosomenpaar

Slide 17 - Quizvraag

Welke stelling is juist?
A
Fenotype = genotype + milieu
B
Milieu = genotype + fenotype
C
Genotype = fenotype + milieu

Slide 18 - Quizvraag

Allelen
Dominant
Recessief
Intermediar
Monohybride
Gen

Stukje DNA dat codeert voor een erfelijke eigenschap

van toepassing op een allel dat in een heterozygoot individu in het fenotype tot uitdrukking komt (en dat het recessieve allel onderdrukt). De baas.

tussenvorm, waarin beide of meerdere allelen van een bepaald gen in een fenotype tot uitdrukking komen.

van toepassing op een allel dat in een heterozygoot individu in het fenotype niet tot uitdrukking komt doordat het door het dominante allel onderdrukt wordt.

Bepaalde variant van een gen
 
kruising waarbij gelet wordt op de overerving van een enkel gen. 

Slide 19 - Sleepvraag

Wat is een juiste definitie van een dominant en/of recessief allel wanneer we praten over een genotype?
A
Dominante allelen komen alleen tot uiting als je deze 2x hebt (AA)
B
Recessieve allelen komen alleen tot uiting als je deze 2x hebt (aa)
C
Ben je heterozygoot (Aa) dan is alleen het dominante allel (A) zichtbaar in het fenotype
D
Ben je heterozygoot (Aa) dan is alleen het recessieve allel (a) zichtbaar in het fenotype

Slide 20 - Quizvraag


Monohybride kruising
Een plant met grote bladeren wordt gekruist met een plant met kleine bladeren. Alle nakomelingen blijken kleine bladeren te hebben.
Wat is dominant en wat zijn de genotypen van de ouders?
A
Grote bladeren AA x aa
B
Grote bladeren Aa x aa
C
Kleine bladeren AA x aa
D
Kleine bladeren Aa x aa

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de verhouding in het fenotype in de F1?
A
3:1
B
1:2:1
C
1:1
D
3:2

Slide 22 - Quizvraag

Homologe chromosomen
  • Homozygoot: 
  • Heterozygoot: 

  • Dominante allel: 
  • Recessieve allel: 

Personen die heterozygoot zijn, zijn drager van de recessieve eigenschap

Slide 23 - Tekstslide

Homologe chromosomen

  • Homozygoot: twee allelen voor een eigenschap zijn gelijk
  • Heterozygoot: twee allelen voor een eigenschap zijn ongelijk
  • Dominante allel: allel waarvan eigenschap tot uiting komt in fenotype bij heterozygoot genotype
  • Recessieve allel: dit allel komt alleen tot uiting in het fenotype als er geen dominant allel aanwezig is


Slide 24 - Tekstslide

Stambomen

Slide 25 - Tekstslide

Wie zijn oom en tante van familielid 9?
A
3 en 4
B
10 en 11
C
6 en 7

Slide 26 - Quizvraag

Het gen voor taaislijmziekte is ...
A
Dominant
B
Recessief
C
Fenotype
D
Nog nooit van die woorden gehoord

Slide 27 - Quizvraag


Stambomen
Welk kind is ziek?
A
Kind 6
B
Kind 12
C
Kind 14
D
Kind 17

Slide 28 - Quizvraag

Een overerving kan:
autosomaal of X-chromosomaal zijn.

Wat is het verschil?

Slide 29 - Tekstslide

Is uit de stamboom af te leiden of dit allel autosomaal of X-chromosomaal overerft?
A
Ja, de ziekte erft autosomaal over.
B
Ja, de ziekte erft X-chromosomaal over.
C
Nee, dit is niet hieruit op te maken.

Slide 30 - Quizvraag

Vrouwen vaak drager. 
Zoons van drager zijn aangedaan. 
Twee aangedane ouders - aangedane kinderen.
Vader geeft altijd aan dochter. Aangedane moeder zorgt voor aangedane zoons en dochters.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Kleurenblindheid
Het gen voor roodgroenkleurenblind ligt op het X-chromosoom en is recessief. 
Vrouw kleurenblind :
Vrouw draagster:               
Vrouw kleurenziend:
Man kleurenblind: 
Man kleurenziend: 

Slide 33 - Tekstslide

Kleurenblindheid is X-chromosomaal recessief. Een kleurenblinde man krijgt twee dochters met een vrouw die drager is. Wat is de kans dat deze beide dochters kleurenblind zijn?

Slide 34 - Open vraag

Vragen?

Slide 35 - Tekstslide