3.1 De kracht van gletsjers RZ

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

3.1 De kracht van gletsjers

WAT GAAN WE DOEN?

• Start nieuw hoofdstuk 
• Intro opdracht gletsjer 
• lezen 3.1 + uitleg 
• -pauze- 5 min
• film(pje) 
• aantekeningen
• opdrachten
• afsluiting 

H3: Van de bergen naar de zee

Welke endogene en exogene processen hebben de natuurlandschappen in Europa gevormd? 

§1 - Hoe dragen gletsjers bij aan de afbraak en opbouw van het landschap?

§2 - Hoe gedraagt een rivier zich in de boven, midden- en benedenloop? 

§3 - De kracht van zee en wind

§4 - Hoe verandert het landschap?  

DIT KAN JE AAN HET EINDE VAN DE LES

• Je kunt uitleggen waar gletsjers ontstaan.
  
• Je kunt uitleggen hoe gletsjerijs ontstaat en beweegt.
  
• Je kunt uitleggen hoe een gletsjer sediment meeneemt en ergens anders neerlegt.
  

• Hoofdvraag vandaag:
• Hoe veranderen landschappen door het weer, planten, water, wind en ijs?

INTRO OPDRACHT GLETSJER

Waar vind je gletsjers en waarom juist daar?

 

We kijken het filmpje op het bord (1 min).

Beantwoord daarna de vragen op je stencil en denk alvast vooruit over de toekomst van de gletsjer.

KLASSIKAAL LEZEN 3.1

FILMPJE 

Gletsjers komen op bijna alle continenten voor. 

Ze zijn echter door het opwarmende klimaat in hoog tempo aan het afsmelten. Ontdek hoe gletsjers ontstaan en andere interessante feiten over gletsjers.

V-dal

U-dal

Graaf geo op die beat

IJskoud, met een frisse beat. Machtig krachtige rivieren van ijs! 

ZELFSTANDIG WERKEN 

Maken opdracht 3 t/m 5 van 3.1  (dit is ook je huiswerk)

AFSLUITING 3.1 | DIT WEET EN KAN JE 

• Je kunt uitleggen waar gletsjers ontstaan.
  
• Je kunt uitleggen hoe gletsjerijs ontstaat en beweegt.
  
• Je kunt uitleggen hoe een gletsjer sediment meeneemt en ergens anders neerlegt.
  

Hier komen een DRIE vragen om de les af te sluiten 

Welk van de onderstaande begrippen heeft niets te maken met een gletsjer:

1. Eeuwige sneeuw
2. Morenen
3. U-dal
4. V-dal

bekijk de afbeelding
Wat is het juiste antwoord?

1. A is een gletsjer dal en B is een rivierdal
2. A is een rivierdal en B is een gletsjerdal
3. A is een rivierdal en B is een fjord
4. A en B zijn beide rivierdalen