MA BB 6.4 Soms helpt de overheid

Werk § 4 - Soms helpt de overheid
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Werk § 4 - Soms helpt de overheid

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Met welk voorwerp wordt de maatschappelijke positie bepaald?
A
snijplank
B
Ladder
C
Glazen plafond
D
Verdieping

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

geld

Macht
Kennis
Talent

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sociale ongelijkheid
niet iedereen heeft gelijke kansen in de samenleving

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor kan iemand minder kansen hebben?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Discriminatie
Als je een baan zoekt, kun je te maken krijgen met discriminatie. Discriminatie komt voor op basis van:
- Afkomst: allochtonen vinden moeilijker een baan.
- Geslacht: sommige werkgevers hebben liever mannen dan vrouwen / mannen verdienen meer in sommige beroepen.
- Leeftijd: Mensen boven de 50 vinden moeilijk een baan.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Discriminatie bij sollicitaties
Dat je niet wordt aangenomen omdat je uit een ander land komt, vrouw bent of door je leeftijd

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Karel is 50 en solliciteert voor een baan als projectmanager. Karel wordt afgewezen, zonder een duidelijke reden. Welke vorm van discriminatie kan bij Karel een rol spelen?
A
Zijn uiterlijk
B
Zijn leeftijd
C
Omdat hij een man is

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Geef aan of je anoniem solliciteren een goed idee vindt, waarom wel of waarom niet?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ontslag
Als je werkt, kun je te maken krijgen met ontslag.
Als je zelf ontslag neemt of je wordt ontslagen, dan moeten werknemers en werkgevers zich houden aan een opzegtermijn.

Als je ontslagen wordt heb je recht op WW.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WW
Werkloosheidsuitkering

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

op staande voet ontslagen
dat je onmiddellijk het bedrijf moet verlaten en geen recht hebt op een uitkering 
(vaak heb je dan iets gestolen of de regels heel erg overtreden)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat doet de overheid?

Als je niet kunt werken of je raakt je baan kwijt dan helpt de overheid je: je krijgt dan een uitkering. Er bestaan verschillende soorten uitkeringen.
- WW: als je werkloos bent geworden
- Bijstand: als je al langer dan 2 jaar geen baan hebt.
- AOW: als je 67 jaar bent, hoef je niet meer te werken en krijg je AOW.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijstand
als je ouder bent dan 20 jaar en geen werk hebt. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoogte bijstand 2023
alleenstaande: €1.330,67 met een vakantietoeslag van 5%; alleenstaande ouder: €1.330,67 met een vakantietoeslag van 5%; gehuwden en samenwonenden, beiden of één van beiden AOW-leeftijd of ouder: €1.807,20 met een vakantietoeslag van 5%.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

AOW
een uitkering die je krijgt van de overheid als je met pensioen gaat

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verzorgingsstaat
De overheid helpt de burgers als dat nodig is.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij je werk heb je een opzegtermijn. Dat is:
A
een periode waarin je bij je oude baas moet blijven werken.
B
de tijd die je krijgt om te zeggen dat je het oneens bent met je ontslag.
C
de proefperiode als je ergens gaat werken.
D
de tijd die je krijgt om je in te werken.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Als een baas iemand ontslaat, geldt voor de baas een opzegtermijn.
2. Als je zelf ontslag neemt, geldt voor jou een opzegtermijn.

A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 21 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Als een baas iemand ontslaat, geldt voor de baas een opzegtermijn.
2. Als je zelf ontslag neemt, geldt voor jou een opzegtermijn.

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Als je ontslag neemt, is dat ontslag op staande voet.
2. Bij ontslag geldt voor werkgever en werknemer een opzegtermijn.

A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 22 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Als je ontslag neemt, is dat ontslag op staande voet.
2. Bij ontslag geldt voor werkgever en werknemer een opzegtermijn.

Wanneer kan een baas je op staande voet ontslaan?
A
Als het bedrijf geen geld meer heeft.
B
Als je meer loon wilt hebben.
C
Als je opzegtermijn is afgelopen.
D
Als je spullen steelt op je werk.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een land met een overheid die veel geld uitgeeft aan onderwijs, gezondheidszorg en uitkeringen is:
A
Een luilekkerland
B
Een verzorgingsstaat
C
Een verzorgend land
D
Een bijstandsland

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een verzorgingsstaat?
Een land waar:

A
mensen bijna nooit een uitkering krijgen.
B
de overheid burgers helpt als dat nodig is.
C
de overheid mensen niet helpt.
D
mensen de overheid moeten helpen.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wouter heeft geld op zijn werk gestolen. Kan zijn baas hem nu op staande voet ontslaan?
A
Ja
B
Nee

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Om alle uitkeringen te betalen betaal je over je loon
A
Belasting en verzekeringspremies
B
Niks
C
belasting en ww- uitkering
D
verzekeringspremies en aow

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!

Maken paragraaf 6.4
opdracht: 1, 2, 5, 9 + de samenvatting

Maak je het in je boek? Vanaf pagina 159

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies