a
b. Het consumentensurplus is een driehoek.
De oppervlakte daarvan reken je uit door ½ × basis × hoogte
Oppervlakte = ½ × 10 mln. stuks × € 100 = € 500 mln.
c. De oude prijs was € 150.
20% prijsverlaging betekent een nieuwe prijs van € 120 (0,8 × 150)
Qv = -0,1P + 25
Qv = -0,1×120 + 25
Qv = 13 (miljoen stuks)
d
e. Qv = -0,1P + 25
De producent wil graag een vraag van 17 (miljoen stuks)
17 = -0,1P + 25
0,1P = 8
P = 80 ⇒ dan moet hij de prijs verlagen naar € 80.