VP theorie, blok 1.2, week 6

Lesopbouw
  • bespreken opdrachten vorige les
  • theorie
  • opdrachten 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
verpleegkunde theorieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Lesopbouw
  • bespreken opdrachten vorige les
  • theorie
  • opdrachten 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Waarom preventie?

Slide 4 - Tekstslide

Preventie niveaus

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Universele preventie
  • Universele preventie richt zich op de gezondheid van de gezonde bevolking. Het doel van universele preventie is voorkomen dat gezondheidsproblemen en ziekten ontstaan. De overheid speelt daarbij een belangrijke rol. De overheid dwingt gedrag af door bepaalde wetten en regels in te voeren. Het rookverbod in openbare instellingen is hier een voorbeeld van. Daarnaast maakt de overheid mensen via grote campagnes bewust van hun gedrag en de gevolgen ervan. 
  • Zorgorganisaties doen ook aan universele preventie. Afspraken over het gebruik van handschoenen, het wassen van je handen en het gebruik van naaldcontainers zijn hier voorbeelden van.

Slide 8 - Tekstslide

Selectieve preventie
  • Selectieve preventie richt zich (ongevraagd) op (hoog)risicogroepen in de bevolking. Het doel van selectieve preventie is voorkomen dat personen met een of meer risicofactoren voor een bepaalde ziekte of aandoening daadwerkelijk ziek worden.
 

Slide 9 - Tekstslide

Bevolkingsonderzoek

Slide 10 - Tekstslide

Omgaan met alarmsignalen
Hoe bespreek je alarmsignalen zonder je beroepsgrenzen te overschrijden? Bespreek nooit een eventuele diagnose die jij aan de observatie van alarmsignalen verbindt, want je bent immers geen arts. Je kunt iemand wel advies geven over de stappen die hij kan ondernemen. Zeg dus niet: ‘Dit ziet er niet mooi uit, het zou weleens kanker kunnen zijn.’ Maar bijvoorbeeld: ‘Ik denk dat het goed is als u de dokter hier eens naar laat kijken.’

Slide 11 - Tekstslide

Geïndiceerde preventie
  • Het doel van geïndiceerde preventie is voorkomen dat beginnende klachten verergeren tot een aandoening. Voorbeelden zijn de behandeling van verhoogde bloeddruk en de behandeling van verhoogd cholesterol om hart- en vaatziekten te bestrijden. Ook interventies in de vorm van gedrags- of leefstijlverandering gericht op individuen met een hoog risico op ziekten vallen hieronder.

 

Slide 12 - Tekstslide

Zorggerelateerde preventie
  • Het doel van zorggerelateerde preventie is voorkomen dat een bestaande aandoening leidt tot complicaties, beperkingen (bijvoorbeeld in de mobiliteit en in zintuiglijke functies), een lagere kwaliteit van leven of sterfte. Bij zorggerelateerde preventie zorg je ervoor dat de gezondheidssituatie niet onnodig verslechtert. Met zorggerelateerde preventie wil je ook het ontstaan van negatieve gevolgen van een bestaand gezondheidsprobleem voorkomen. Deze vorm van preventie speelt vooral een rol bij zorgvragers met een chronische aandoening of handicap. 

Slide 13 - Tekstslide

Toepassen zorggerelateerde preventie
  • het geven van gerichte en persoonlijke informatie
  • partner of mantelzorger
  • leren nemen eigen regie
  • hulpmiddelen
  • medicatie
  • het dagelijks leven
  • dagbesteding
  • praktische vaardigheden 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Rol van de verpleegkundige
signaleren wanneer preventie nodig is.

Slide 16 - Tekstslide

Preventie in de praktijk
Negatieve effecten van gezondheidsproblemen:
  • De zorgvrager raakt geïsoleerd en wordt eenzaam.
  • De zelfredzaamheid van de zorgvrager wordt minder of gaat achteruit.
  • De zorgvrager verliest zijn autonomie en onafhankelijkheid.
  • De draagkracht van de zorgvrager wordt minder.
  • De zorgvrager hospitaliseert.

Slide 17 - Tekstslide

Negatieve effecten signaleren
  • Is de zorgvrager therapietrouw?
  • Heeft de zorgvrager een dagprogramma dat is aangepast aan zijn aandoening en houdt hij zich hieraan?
  • Kunnen de naasten en mantelzorgers de zorg aan?
  • Kunnen de zorgvrager en zijn naasten zich voldoende uiten, praten ze samen over de veranderingen die de gezondheidstoestand van de zorgvrager met zich meebrengt?
  • Is er sprake van een verwerkingsproces of ontvlucht het gezin de realiteit?
  • Hebben de zorgvrager en zijn naasten voldoende sociale contacten?
  • Zijn ze op de hoogte van activiteiten die aangepast zijn aan hun situatie, aandoening of stoornis?
  • Krijgt de zorgvrager voldoende steun van zijn omgeving?
  •  

Slide 18 - Tekstslide

Negatieve spiraal voorkomen
  • voorlichting te geven;
  • de mogelijkheden van de zorgvrager en zijn naasten te bespreken;
  • hulpmiddelen te adviseren;
  • gezinsleden en vrienden te begeleiden;
  • de zorgvrager en naasten te motiveren;
  • activiteiten te adviseren die afgestemd zijn op de aandoening;
  • de zorgvrager en naasten naar andere hulpverleners of patiënten verenigingen te verwijzen. 

Slide 19 - Tekstslide

NB. denk goed aan signaleren en rapporteren!

Slide 20 - Tekstslide

lesopdracht
Ga in 2 tallen na hoe je eigen leven eruit ziet en waarin je bij jezelf aan preventie kunt werken en waarom en hoe. Probeer de de begrippen uit de theorie hierbij te gebruiken.

Slide 21 - Tekstslide

Herkennen van hospitalisatie
Zorgvragers die gehospitaliseert zijn:
  • Ze vragen vaak veel aandacht en stellen zich erg afhankelijk op.
  • Ze zien het verpleegkundig personeel of de medewerkers van de instelling als hun tweede familie.
  • Ze zijn vaak door hun langdurige ziektegeschiedenis goed op de hoogte van hun aandoening of stoornis.
  • Ze willen soms verpleegkundige taken zelf doen.
  • Ze kunnen soms juist heel passief zijn en alles uit handen geven.
  • Ze gaan op een familiaire manier met hulpverleners om.

Slide 22 - Tekstslide

Aandachtspunten om hospitalisatie te voorkomen
  • Laat de ander in zijn waarde.
  • Zorg ervoor dat mensen zich niet als gast gaan gedragen.
  • Stimuleer zelfstandigheid; neem in ieder geval geen taken over die de zorgvrager zelf kan doen.
  • Stimuleer het nemen van eigen beslissingen.
  • Verander nooit zomaar iets zonder overleg met de zorgvrager.
  • Signaleer afhankelijkheid en passief gedrag op tijd en maak dit bespreekbaar.
  • Zorg voor duidelijke professionele verhoudingen, benadruk dat het personeel geen tweede familie is.
  • Stimuleer de zorgvrager om activiteiten te ondernemen die hem afleiden van zijn aandoening of stoornis. Laat hem bijvoorbeeld meedoen aan activiteiten in de instelling of buitenshuis. 

Slide 23 - Tekstslide

Risico gedragingen
  • therapieontrouw
  • roken, alcohol- en drugs gebruik
  • gedrag dat leidt tot gevaar voor zichzelf of anderen 

Slide 24 - Tekstslide

Risicovolle situaties
  • vallen
  •  verbranding
  • vergiftiging
  • verdrinking
  • crisissituaties

Slide 25 - Tekstslide

Maatregelen om gezondheidsproblemen te beperken

Slide 26 - Tekstslide

Toetsen van de preventie maatregelen op veiligheid
Wanneer?
  • je samen met anderen de maatregelen treft en noteert in het verpleegplan;
  • je de maatregelen bespreekt met zorgvrager, naasten en mantelzorg;
  • de maatregelen uitgevoerd worden door jezelf, collega’s, de zorgvrager, naasten en mantelzorgers;
  • je de maatregelen evalueert.

Slide 27 - Tekstslide

Veiligheidsprogramma's
Richten zich op:
  • het verminderen van het aantal fouten bij medicijnverstrekking;
  • het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen, zoals bedhekken;
  • het invoeren van het Veiligheidsmanagementsysteem (onder andere in ziekenhuizen en GGZ-instellingen). Het veiligheidsmanagementsysteem (VMS) is een systeem waarmee instellingen:
  1. risico’s signaleren;
  2. incidenten registreren;
  3. verbeteringen doorvoeren en beleid vastleggen;
  4. veiligheidsmaatregelen evalueren en aanpassen.

Slide 28 - Tekstslide

Hygiënisch werken

Slide 29 - Tekstslide

Thuisopdracht
Preventie; Open vragen; Preventieve maatregelen in de zorg; opdracht 1,3,4

Slide 30 - Tekstslide