In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Grieken en Romeinen
Geschiedenis - Basis 1
Slide 1 - Tekstslide
Wat weet jij nog van: de Grieken en Romeinen?
Slide 2 - Woordweb
Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
...ken je de begrippen bisschop, christen en paus. (R)
...weet je hoe het Romeinse Rijk aan zijn einde kwam. (T1)
...kan je uitleggen wat er overbleef van de Romeinen. (T1)
...je kent de vier vragen waardoor je kan weten of een bron betrouwbaar is. (R)
Slide 3 - Tekstslide
Wat is wat?
Dikgedrukt = een begrip
schuin = moeilijk woord
uitleg van begrip
Hierin staat de uitleg van het begrip. Schrijf het begrip en de betekenis op in je schrift.
uitleg van moeilijk woord
Hierin staat de uitleg van het moeilijke woord. Schrijf het op in je schrift.
uitleg
Hierin staat de uitleg over een bepaald onderwerp.
Slide 4 - Tekstslide
Een nieuw geloof...
In Palestina woonden vooral Joodse mensen. Zij geloofden in één god.
Volgens sommigen was Jezus Christus de (beloofde) verlosser van al het kwaad. Dus ook van de Romeinen...
Deze volgelingen noemen we christenen.
christen
Een volgeling van Jezus Christus. Christenen geloven net als de joodse en islamitische mensen in één god.
volgeling
Iemand die de ideeën steunt van iemand anders. Bijvoorbeeld: een volgeling van Jezus Christus.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Verspreiding van het christendom
In het begin was christen worden erg gevaarlijk. Doordat het niet de staatsgodsdienst was van de Romeinen. Het raakte toch snel verspreid door:
de goede wegen
de vrede die heerste in het Rijk.
goede organisatie. De bisschop was de leider in een gebied. De belangrijkste bisschop was (en is) die van Rome, hij werd later de paus genoemd.
bisschop
Leider van de christenen in een bepaald gebied.
paus
Leider van alle christenen. Hij is de bisschop van Rome en de belangrijkste bisschop.
Mensen konden dus vrij reizen.
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
00:41
Op hoeveel manieren heeft Nero geprobeerd zijn moeder te vermoorden?
A
1 manier, was meteen gelukt.
B
2 manieren, ze was een hardnekkig mens.
C
3 manieren, ze wist steeds te ontsnappen.
D
4 manieren, Nero moest echt zijn best doen.
Slide 10 - Quizvraag
03:12
Waarom zou Nero dan toch ontkennen dat hij de brand heeft aangestoken?
A
Dat was goed voor zijn populariteit.
B
Dat was goed voor de mensen die er woonden.
C
Dat was slecht voor zijn populariteit.
D
Dat was slecht voor de mensen die er woonden.
Slide 11 - Quizvraag
03:46
Leg uit waarom de twee mensen kritiek hebben op Nero en later niet meer.
Slide 12 - Open vraag
03:12
Wie heeft de brand aangestoken en waarom?
A
Nero, hij wilde op die plek een paleis bouwen.
B
Nero, hij wilde op die plek huizen bouwen.
C
Christenen, die wilden daar een kerk bouwen.
D
De brand is per ongeluk aangestoken.
Slide 13 - Quizvraag
03:12
In welk jaar was deze grote brand van Rome?
A
44 v.Chr.
B
44 n.Chr.
C
64 v.Chr.
D
64 n.Chr.
Slide 14 - Quizvraag
00:41
Waarom wilde Nero van zijn moeder af?
A
Omdat ze te lief was.
B
Omdat ze zich overal mee bemoeide.
C
Omdat ze te lui was.
D
Omdat ze Nero probeerde te vermoorden.
Slide 15 - Quizvraag
Betrouwbaarheid van bronnen
Hoe weet je of wat iemand schrijft ook echt waar is? Je kan daarover vier vragen beantwoorden:
Is het een bron uit de tijd zelf?
Wie heeft de bron gemaakt en waarom?
Vertelt de schrijver wat er echt gebeurde? Of vertelt hij vooral wat hij er zelf van vindt?
Kun je de informatie ook in andere bronnen vinden?
Slide 16 - Tekstslide
Bron 17
Een Romeinse historicus schreef: ‘In 64 brandde de helft van Rome af. Sommige mensen zeiden dat keizer Nero de brand had aangestoken. Hij wilde plaatsmaken voor een nieuw paleis. Gauw gaf Nero de christenen de schuld. Hij liet hen zwaar straffen. Ze kregen beestenvellen aan, zodat wilde honden hen verscheurden. Of ze kregen de vuurdood:
’s avonds werden ze aangestoken als straatverlichting.’
Slide 17 - Tekstslide
Komt bron 17 uit de tijd zelf? (dus komt deze bron uit 64 n.Chr)
Slide 18 - Open vraag
Wie heeft bron 17 gemaakt en waarom?
Slide 19 - Open vraag
Vertelt de schrijver van bron 17 wat er echt gebeurde? Of vertelt hij vooral wat hij ervan vindt?
Slide 20 - Open vraag
Zou je de informatie uit bron 17 ook in andere bronnen kunnen vinden?
Slide 21 - Open vraag
Waarom liet keizer Nero de christenen vervolgen?
Slide 22 - Open vraag
Welke twee dingen zouden in deze bron echt gebeurd zijn?
A
Nero had de stad zelf aangestoken.
B
In 64 n.Chr. was er een grote brand in Rome.
C
De christenen werden zwaar gestraft.
D
De christenen vonden de vuurdood niet erg.
Slide 23 - Quizvraag
Bron 17 is betrouwbaar als je wilt weten...
A
...wie de schuld had aan de brand.
B
...hoe Nero de christenen behandelde.
C
...wat sommige Romeinen van het christendom vonden.
D
...wat sommige christenen van het Romeinse geloof vonden.
Slide 24 - Quizvraag
Bron 18
Een Romein schreef over de christenen: ‘Keizer Nero liet christenen straffen. Dat waren een soort mensen van een nieuw, boosaardig geloof.’
Slide 25 - Tekstslide
Komt bron 18 uit de tijd zelf?
Slide 26 - Open vraag
Wie heeft bron 18 gemaakt en waarom?
Slide 27 - Open vraag
Vertelt de schrijver van bron 18 wat er echt gebeurde? Of vertelt hij vooral wat hij ervan vindt?
Slide 28 - Open vraag
Zou je de informatie uit bron 18 ook in andere bronnen kunnen vinden?
Slide 29 - Open vraag
Hoe noemt de schrijver van bron 18 het christendom?
Slide 30 - Open vraag
Wat wil de schrijver hiermee vertellen?
A
Wat hij zelf vindt van het christendom.
B
Wat voor soort geloof het christendom is.
Slide 31 - Quizvraag
Bron 18 is betrouwbaar als je wilt weten...
A
...wie de schuld had aan de brand.
B
...hoe Nero de christenen behandelde.
C
...wat sommige Romeinen van het christendom vonden.
D
...wat sommige christenen van het Romeinse geloof vonden.
Slide 32 - Quizvraag
Bron 19
Geheime tekens
Christenen kwamen in het geheim bij elkaar. Met tekens, zoals deze vissen, lieten ze elkaar weten dat ze er waren.
Slide 33 - Tekstslide
Bron 19 is betrouwbaar als je wilt weten...
A
...hoe de christenen elkaar in het geheim ontmoeten.
B
...hoe de Romeinen elkaar in het geheim ontmoeten.
C
...dat vissen in het patroon werden gebruikt.
D
...dat Romeinen vloeren hadden.
Slide 34 - Quizvraag
De volksverhuizingen
Invasie van andere volkeren
Slide 35 - Tekstslide
Het Romeinse Rijk wordt gesplitst
In 395 kwam het Romeinse Rijk in grote problemen terecht.
(1) Vanuit het oosten vielen vreemde volkeren aan, o.l.v. de Hunnen.
Het gevolg hiervan was dat het Romeinse Rijk werd verdeeld in twee delen.
Slide 36 - Tekstslide
Het Romeinse Rijk wordt gesplitst
In 395 werd Romeinse Rijk verdeeld in twee delen:
West-Romeinse Rijk
Rome bleef hoofdstad
Latijn was de belangrijkste taal.
Oost-Romeinse Rijk
Constantinopel werd hoofdstad.
Grieks was de belangrijkste taal.
Slide 37 - Tekstslide
Het Romeinse Rijk wordt gesplitst
In 395 kwam het Romeinse Rijk in grote problemen terecht.
(2) Iedere nieuwe keizer zorgde voor meer ruzie, moord en verraad.
(3) Hierdoor werden de grenzen van het Romeinse Rijk zwakker, omdat het leger steeds vaker in Rome moest worden ingezet.
Slide 38 - Tekstslide
De volksverhuizingen
Invasie van andere volkeren
Slide 39 - Tekstslide
Bron 20: Vandalen plunderen Rome in 455 (schilderij uit 1836)
Slide 40 - Tekstslide
Slide 41 - Video
Wat is er gebleven?
Vanaf 497 bestond het West-Romeinse Rijk niet meer. Maar niet alle kennis verdween:
Het beton (mensen konden koepels en bogen blijven bouwen).
Het christendom
Latijnse taal (werd de taal van de kerk en geleerden)
Slide 42 - Tekstslide
Wat is er gebleven?
Het Oost-Romeinse Rijk bleef nog 1000 jaar bestaan. Daar werden veel boeken van de grote Griekse en Romeinse geleerden bewaard. Mensen zouden eeuwen later deze boeken weer gaan lezen.
Slide 43 - Tekstslide
Begrippen uit deze les
christen
bisschop
paus
Slide 44 - Tekstslide
Jaartallen uit deze les
64 n.Chr.: grote brand van Rome
395 n.Chr.: het Romeinse Rijk wordt in twee stukken verdeeld (Oost- en West-Romeinse Rijk)
497 n.Chr.: het West-Romeinse Rijk wordt geplunderd en kwam ten einde
1453: het Oost-Romeinse Rijk valt uiteen
Slide 45 - Tekstslide
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 46 - Open vraag
Stel 1 vraag over de lesstof die je niet goed hebt begrepen.