Oefenen met de analoge klok
1 / 34
Lesduur is: 80 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Op welke klok is het 5 over?
Slide 3 - Sleepvraag
Welke tijd hoort er bij iedere klok?
Slide 4 - Sleepvraag
Welke klokken horen bij elkaar? Sleep de digitale klok.
11 : 00
18:00
21:00
Slide 5 - Sleepvraag
Welke klokken horen bij elkaar? Sleep de digitale klok.
11 : 00
6:00
9:00
Slide 6 - Sleepvraag
Op welke klok is het 5 voor?
Slide 7 - Sleepvraag
Sleep de digitale klokken naar de analoge klokken
Slide 8 - Sleepvraag
Op welke klok is het kwart over 12?
Slide 9 - Sleepvraag
Op welke klok is het kwart voor 7?
Slide 10 - Sleepvraag
Sleep de analoge klokken naar de digitale klokken
Slide 11 - Sleepvraag
Sleep de digitale klokken naar de analoge klokken
Slide 12 - Sleepvraag
Op welke klok is het vijf over 2 ?
Slide 13 - Sleepvraag
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
A
1 uur
B
2 uur
C
11 uur
D
12 uur
Slide 16 - Quizvraag
A
half 3
B
half 4
C
half 5
D
half 6
Slide 17 - Quizvraag
A
12 uur
B
6 uur
C
7 uur
D
8 uur
Slide 18 - Quizvraag
A
half 6
B
half 8
C
half 10
D
half 12
Slide 19 - Quizvraag
A
kwart voor 4
B
kwart over 4
C
kwart voor 5
D
kwart over 5
Slide 20 - Quizvraag
A
kwart voor 8
B
kwart over 8
C
kwart voor 9
D
kwart over 9
Slide 21 - Quizvraag
A
kwart voor 3
B
kwart over 3
C
kwart voor 9
D
kwart over 9
Slide 22 - Quizvraag
A
kwart over 9
B
kwart voor 9
C
kwart over 8
D
kwart voor 8
Slide 23 - Quizvraag
Het is hier 10 voor 2.
Het is hier 10 over 6
.
Slide 24 - Sleepvraag
A
Het is 5 voor 1.
B
Het is 5 over 1.
C
Het is 5 voor 11.
D
Het is 5 over 11.
Slide 25 - Quizvraag
A
Het is 5 voor 1.
B
Het is 5 over 1.
C
Het is 5 voor 11.
D
Het is 5 over 11.
Slide 26 - Quizvraag
A
Het is 10 over 3.
B
Het is 10 voor 3.
C
Het is 10 over half 3.
D
Het is 10 voor half 3.
Slide 27 - Quizvraag
A
Het is 5 voor 5.
B
Het is 5 over 5.
C
Het is 5 uur.
D
Het is 5 voor half 11.
Slide 28 - Quizvraag
A
Het is 10 uur.
B
Het is 10 over 12.
C
Het is 10 voor 12.
D
Het is half 10.
Slide 29 - Quizvraag
A
Het is kwart over 11.
B
Het is half 12.
C
Het is 10 voor half 12.
D
Het is 10 over half 12.
Slide 30 - Quizvraag
A
Het is half 9.
B
Het is half 10.
C
Het is 5 voor half 9.
D
Het is 5 over half 9.
Slide 31 - Quizvraag
A
Het is 5 over half 6.
B
Het is 5 voor half 6.
C
Het is half 6.
D
Het is half 7.
Slide 32 - Quizvraag
A
Het is half 1.
B
Het is half 2.
C
Het is 10 voor half 1.
D
Het is 10 over half 1.
