Word bank trede 2
1 / 27
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat waren ook alweer alle WH-woorden?
A
Who, what, where, when, why, which & how
B
Whom, what, whose, how, why
C
Who, what's, whereas, which, how's
Slide 2 - Quizvraag
Op welke plek in de vraagzin vind je de WH-woorden?
A
in het midden van de zin
B
achteraan in de zin
C
vooraan in de zin
D
heeft geen vaste plek, ligt aan de soort vraag
Slide 3 - Quizvraag
who
when
what
why
where
which
how
wanneer
waarom
welk(e)
waar
wie
hoe
wat
Slide 4 - Sleepvraag
Welke van de WH-woorden moet je gebruiken? .... is the party? Tomorrow or next week?
A
Who
B
Where
C
When
D
How
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
wrestling
basketball
archery
rowing
Slide 7 - Sleepvraag
Sorry I can't come, I have to (studeren) this weekend.
Slide 8 - Open vraag
My favourite (eten) is pizza.
Slide 9 - Open vraag
My little sister has shown a lot of (voortgang).
Slide 10 - Open vraag
Ik kan ... niet uitstaan
Slide 11 - Open vraag
Ik geef de voorkeur aan ...
Slide 12 - Open vraag
Ik geniet van lezen.
Slide 13 - Open vraag
Ik vind muziek luisteren erg leuk.
Slide 14 - Open vraag
Wat is je favoriete dier?
Slide 15 - Open vraag
Wie is jouw favoriete superheld?
Slide 16 - Open vraag
Ik ken de word bank zo goed:
đđđđđ
Slide 17 - Poll
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Do / does
....... Sam live in Holland?
....... Sam live in Holland?
A
Do
B
Does
Slide 21 - Quizvraag
Do / does your head hurt?
A
Do
B
Does
Slide 22 - Quizvraag
Do/ does we eat fish?
A
Do
B
Does
Slide 23 - Quizvraag
Do/ does the lion bite?
A
Do
B
Does
Slide 24 - Quizvraag
Do/ does you like tigers?
A
Do
B
Does
Slide 25 - Quizvraag
Do/ does Brutus eat meat?
A
Do
B
Does
