VH 1 week 22 herhaling er-werkwoord

• Frans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Cours de français - semaine 22

(Bij binnenkomst en weggaan: groet even in de chat> Fa)

Aujourd'hui

Doelen:

- Je herhaalt het regelmatige werkwoord dat eindigt op -er in de présent en in de passé composé (n.a.v. formatieve toetsen)

-Maak je werk online, zowel de maakopdrachten als slim stampen!

-Daarna oefen je nog verder via de link naar quizlet (zie map)

Vous avez des questions??

Bienvenue la classe!

1. On apprend les verbes réguliers en –er 
   (herhaling!)
   Deel 1:
   présent 
   Deel 2:
   passé composé 

Lesdoel:

  Aan het einde van deze les kan ik ik de uitgangen van regelmatige werkwoorden die eindigen op –ER benoemen en toepassen in zinnen. 

Welke Franse werkwoorden ken je al?

En néerlandais

In het Nederlands vind je de stam van een werkwoord door het werkwoord in de ik-vorm te zetten:

Kijken - ik kijk, dus is kijk de stam

Jij kijkt, dus is t in dit geval de uitgang

En français

Werkwoorden die eindigen op -er:

Stap 1: Vind de stam-> hele werkwoord min -er
parler   - er = parl (stam)

Wat is de stam van:
danser, nager?

      Je                         +e             Je parle

        Tu                         +es          Tu parles

    Il/elle/on           +e             Il parle

                  Nous                  +ons        Nous parlons

               Vous                  +ez            Vous parlez

           Ils/elles            +ent         Ils parlent

Chanter - habiter - regarder - écouter - danser - marcher

Stap 2:  Voeg daarna de uitgangen toe:

Stap 1 is:

1. uitgang erachter zetten
2. infinitief + uitgang
3. de infinitief min -er, dan krijg je de stam

En stap 2 was....

Stam + uitgang

e

ons

e

es

ez

ent

Nous + stam-

Vous + stam-

Ils + stam-

Je + stam-

Tu + stam-

Il + stam-

Les verbes réguliers en -ER

* 

Let op de uitspraak van de uitgangen!

Je (regarder) la télé.

1. regardons
2. regardes
3. regarde
4. regardent

Nathalie (aimer) son chien.

Welke vervoeging is onjuist

1. Je danse
2. Elles danse
3. On danse
4. Vous dansez

Pierre et Lisa (manger) une pomme.

Deel 2 Passé Composé

Geef in het Nederlands een voorbeeld van de voltooid tegenwoordig tijd...

Hoe maak je passé composé

Onderwerp+ (pv) vorm ‘hebben’ + VD: voltooid deelwoord

Onderwerp + (pv) vorm ‘avoir’ + VD: stam(ww-er)+é

werkwoord avoir

Ik heb gezocht

1. je cherche
2. tu cherches
3. je vais chercher
4. j'ai cherché

Jullie hebben de film gekeken.

1. Vous avez regardé le film.
2. Vous regardez le film.
3. Nous regardons le fim.
4. Je regarde le film.

passé composé van: parler (tu)
(jij hebt gesproken)

travailler (Marie)
(Marie heeft gewerkt)

Heb je nog een vraag?

Bonne journée