Brückenschlag

Lessonup.app
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Lessonup.app

Slide 1 - Tekstslide

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 2 - Sleepvraag

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 3 - Sleepvraag

ich
du
er/ sie /es/man
wir
ihr
Sie/ sie
wohne
wohnst
wohnt
wohnen
wohnt
wohnen

Slide 4 - Sleepvraag

Sleep het werkwoord in de juiste groep
Standaardgroep
Stam eindigt op -d of -t
Stam eindigt op S-klank
benutzen
spielen
antworten
sitzen
reden
tanzen
warten
kosten
bezahlen
gehen
wohnen
arbeiten
bestellen
lösen
heißen

Slide 5 - Sleepvraag

Sleep het juiste lidwoord naar het geslacht.
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
die
der
das

Slide 6 - Sleepvraag

Welk geslacht hebben de woorden? Sleep ze naar het juiste geslacht.
Mannelijk
Vrouwelijk
Onzijdig
Meervoud
Buch
Freundin
Baby
Eltern
Kinder
König
Computer
Blume
Gast
Handy
Mutter
Junge
Kleider
Zeitung

Slide 7 - Sleepvraag

wat is het geslacht van Hotel?

Slide 8 - Open vraag

Wat is het geslacht van Opa?
Vul in: der, die of das
timer
0:10

Slide 9 - Open vraag

Wat is het geslacht van " Kuh"?
Vul in: der, die of das
timer
0:10

Slide 10 - Open vraag

Wat is het geslacht van ...?
.... Straßenhund

Slide 11 - Open vraag

Wat is het geslacht van ...?
.... Besuch

Slide 12 - Open vraag

Welk geslacht hebben "der" woorden?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 13 - Quizvraag

Welk geslacht hebben "die" woorden?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 14 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord
Kies het juiste antwoord.
mijn ... Vater
A
mein
B
meine

Slide 15 - Quizvraag

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra -e- ?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 16 - Quizvraag

vertaal het bezittelijk voornaamwoord

Das sind (onze) Eltern (mv)
A
ihr
B
unser
C
ihre
D
unsere

Slide 17 - Quizvraag

Du _______ nicht gut zugehört. (Präsens)
A
habst
B
hat
C
haben
D
hast

Slide 18 - Quizvraag

Ihr ..... aus Köln. (Präsens)
A
sind
B
seid
C
ist
D
sein

Slide 19 - Quizvraag

Präsens: antworten

Wer ...... auf diese schwierige Frage?
A
antworten
B
antwortet
C
antwortete
D
antwort

Slide 20 - Quizvraag

Tegenwoordige tijd - wohnen
__________ Sie in einem Dorf?

Slide 21 - Open vraag

Tegenwoordige tijd - antworten
Weshalb _____ du nicht?

Slide 22 - Open vraag

Tegenwoordige tijd - heißen
Wie ___________________ die Affen?

Slide 23 - Open vraag

Du _____ morgen in der Schule.(sein = tegenwoordige tijd)

Slide 24 - Open vraag

Wo habt ihr heute ....... (spielen)?

Slide 25 - Open vraag

Er ........ (hören) gerne Musik.

Slide 26 - Open vraag

Wir haben im Hotel ....... (übernachten).

Slide 27 - Open vraag

Zoek de juiste vertalingen van de modale werkwoorden bij elkaar.
können
wollen
dürfen
wissen
müssen
mögen
sollen
möchten
willen
mogen (toestemming)
zullen
mogen (graag zien/lusten)
moeten
zou graag willen
kunnen
weten

Slide 28 - Sleepvraag

Vervoeg de modale werkwoorden.
(mögen) Er ........... seine Lehrerin nicht.

Slide 29 - Open vraag

Vervoeg de modale werkwoorden.
(dürfen) Ihr ........... heute nicht ins Kino gehen.

Slide 30 - Open vraag

Vervoeg de modale werkwoorden.
(können) Ihr ........... heute nicht ins Kino gehen.

Slide 31 - Open vraag

Vervoeg de modale werkwoorden.
(wissen) Du ........... noch nicht alles über mich.

Slide 32 - Open vraag


Wat is de ik-vorm van het modale werkwoord können?
A
kann
B
kannt
C
könn
D
könnt

Slide 33 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van het modale werkwoord.
(willen) ...... ihr auch ein Eis?
A
willt
B
wollt
C
willen
D
wollen

Slide 34 - Quizvraag

Hoe ging dit op een schaal van 1 (dramatisch) tot 10 (uitmuntend)

Slide 35 - Open vraag

Met deze stof
A
Heb ik moeite en wil ik klassikaal behandelen
B
Heb ik geen moeite en komt goed
C
Gaat het nu nog niet goed, maar moet ik meer eraan doen
D
Ga ik het liefst zelfstandig aan de slag

Slide 36 - Quizvraag