Observeren

Observeren 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Observeren 

Slide 1 - Tekstslide

Programma
10:30   Les Observeren
11:00   Observatieplan
              Observatie lijsten van Pascalle, Bowien, Xanthe en Kaoutar
              Floor differentiëren
12:30   Oefentoets 2B/2C



Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze;
  • Kun je uitleggen wat observeren is 
  • Kun je de 7 stappen van het observatieplan benoemen
  • Herken je het verschil tussen objectief en subjectief observeren
  • Kun je observatievragen formuleren



Slide 3 - Tekstslide

OBSERVEREN

Slide 4 - Woordweb

Wat is observeren? 
Observeren = het waarnemen van een persoon en het beschrijven van wat je ziet. 

  • Wanneer je observeert doe je dit doelgericht en volgens een bepaalde methode
  • Je formuleert dus altijd vooraf het doel van je observatie
  • Je beschrijft wie, wat, waar en wanneer je gaat observeren 

Slide 5 - Tekstslide

Objectief en subjectief observeren
-> Wanneer je observeert, is het van belang dat je niet interpreteer. Je blijft dus zo objectief mogelijk

-> Bij objectief observeren mag je je niet laten beïnvloeden door je eigen mening, ervaring, betrokkenheid (dit is subjectief)

DUS; 
Objectief: op feiten gebaseerd
Subjectief: op eigen mening gebaseerd 

Slide 6 - Tekstslide

Even oefenen..
Zijn de volgende zinnen objectief of subjectief?

  1.  Zij was erg slordig gekleed.
  2. Het meisje komt de winkel binnen en loopt naar de winterjas
  3. Toen het Joost voor de derde keer niet lukte, gooide hij de puzzel op de grond
  4. Die lamp is waanzinnig duur
  5. De jongen kijkt op zijn horloge
timer
5:00

Slide 7 - Tekstslide

Observatieplan
Een observatieplan stel je op, omdat je niet zomaar kunt observeren.  Dit overleg je vooraf bijvoorbeeld met je begeleider
Observeren is dus doelgericht! 

Om doelgericht te werken, moet je precies weten wat je moet doen. 
Dit beschrijf je in een observatieplan


Slide 8 - Tekstslide

Eerst een stappenplan
Wanneer je gaat observeren, doe je dit altijd aan de hand van een vast observatieplan

Stap 1: beginsituatie
Stap 2: achtergrondinformatie
Stap 3: observatie, doelgroep +observatiedoel
Stap 4: observatievragen
Stap 5: obervatie moment
Stap 6: observatiehulpmiddelen
Stap 7: manier van rapporteren


Slide 9 - Tekstslide

Stap 1: beginsituatie
Aanleiding voor observatie, dus waarom observeren 

Mogelijke onderwerpen: 
klachten, vermoedens?

Voorbeeld: J. gedraagt zich anders dan voorheen. Ze is stiller en heeft minder contact met de andere kinderen 



Slide 10 - Tekstslide

Stap 2: achtergrondinformatie 
Wat weet je al over het kind of de situatie? 
  1. Kind gegevens: leeftijd, geslacht, medicijngebruik?
  2. Thuissituatie: opvoeder, broers/zussen
  3. Gedrag: ontwikkelt het kind zich naar zijn leeftijd?

Slide 11 - Tekstslide

Observatie doelgroep + doel 
  • Observatiedoelgroep:
wie ga je observeren?
een kindje of een groep kinderen 
maak het anoniem

  • Observatiedoel:
Wat wil je te weten komen?
observatiedoel beginnen met: 'Ik wil weten..' ' Ik wil weten hoe het komt dat..'

Slide 12 - Tekstslide

Stap 4: observatievragen
Op welk gedrag en welke activiteiten ga je precies letten?
Op welke vragen wil je na de observatie antwoord op hebben?

Vragen sluiten aan bij het doel!

Voorbeeld:
- Tijdens welke activiteit slaat Kim een ander kindje?
- Welk kind wordt door Kim geslagen?
- Op welk moment van de dag slaat Kim?


Slide 13 - Tekstslide

Observatiemoment 
Op welk moment?
- Datum, tijdstip en plaats 
Hoe lang. Hou rekening met observatiedoel

Voorbeeld: ik ga Kim observeren op 2 april tussen 12:00 uur en 12:15 uur tijdens het buitenspelen

Slide 14 - Tekstslide

Stap 6: observatiehulpmiddelen

Hulpmiddelen die je in kunt zetten;
- Stopwatch
- Pen en papier
- Laptop/ Ipad
- Camera of mobiel


Slide 15 - Tekstslide

Stap 7: manier van rapporteren
Hoe breng je het verslag uit aan je collega's? 
1. Mondeling of schriftelijk?
2. Waarom?
3. Wat zijn de voor en nadelen hiervan?



Slide 16 - Tekstslide

Opdracht observatieplan
Casus:
Rob, een jongen van 6, gaat drie dagen per week na schooltijd naar de bso. Het valt de activiteitenbegeleidster op dat Rob niet lang met hetzelfde speelgoed kan spelen. Ook bij andere activiteiten is zijn aandacht snel weg. Rob heeft een normale intelligentie. Hij heeft niet zo veel andere kinderen bij wie hij aansluiting vindt. De activiteitenbegeleidster wil graag van jou weten of Rob inderdaad een korte spanningsboog heeft of dat ze zich dat inbeeldt.

Vul het observatieplan in voor deze casus
timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

Ik weet hoe ik een observatieplan in kan zetten op stage?
Ja
Nee

Slide 18 - Poll